CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK XV — KOPPELINGEN

 

Men kan deze groeven dan oplassen en bijwerken, terwijl er voorts op gelet moet worden dat bij het monteren alle 17 platen gelijk zitten. Deze zijn nl. gemerkt met een afgeplatte kant.

 

d. Riemschijfkoppelingen (Afb. A 79)

 

In fig. 1 is de koppeling van een John Deere-trekker afgebeeld. Op het verlengde van de krukas zijn spiebanen aangebracht waarop een schijf is gemonteerd voorzien van een naaf met binnen- en buitenspiebanen. Op de buitenspiebanen zijn twee schijven schuifbaar aangebracht. Die schijven zijn afwisselend gescheiden door koppelingsplaten die van een frictiemateriaal zijn voorzien. Het geheel zit opgesloten d.m.v. een plaat en een bout die in het eind van de krukas is geschroefd. Aan de achterkant rusten de platen tegen de flens van de riemschijf, die los om het krukaseind kan draaien. Op het eind van de riemschijfnaaf is een tandwiel aangebracht dat de versnellingsbak aandrijft. Aan de voorkant is een drukring aangebracht, die door een drietal veren naar buiten wordt gedrukt (dus los van de platen).

Een drietal bouten, bevestigd aan de drukring, loopt door de koppelingsplaten en de riemschijfflens naar tuimelstukken, die aan de riemschijf zijn bevestigd. In een schuifstuk dat schuifbaar op de naaf van het vliegwiel is aangebracht, zijn drie holten uitgespaard waarin drie drukpennen rusten. De drukpennen staan nu recht, waardoor ze niet terug gedrukt kunnen Wanneer het schuifstuk in de getekende stand staat zullen de pennen tussen schuifstuk en tuimelaars de tuimelaars zover verdraaien dat deze de bouten met de drukring aantrekken en de zaak aankoppelen. De drukpennen staa n nu recht, waardoor ze niet terug gedrukt kunnen worden. Gaat men ontkoppelen dan komen de drukpennen in een schuine stand te staan. De veren, die zich nu kunnen ontspannen, drukken de drukring terug; de platen komen vrij en de riemschijf is los van de krukas. De koppeling is bij te stellen door de bouten d.m.v. de moer langer of korter maken (zie ook fig. 2).

In fig. 3 zijn in volgorde van montage de onderdelen weergegeven. De gladde aandrijvende platen worden dus door de krukas meegenomen en deze nemen op hun beurt de frictieplaten mee. Tussen elke gladde plaat bevindt zich een frictieplaat, die in de inwendige nokjes van de riemschijf past, die ze dus in gekoppelde toestand meenemen.

Fig. 4 laat een doorsnede zien van de riemschijfkoppeling van een Lanz-trekker. De aangegeven koppeling is een enkelvoudige platenkoppeling; bij de zwaardere typen van dit merk komen echter ook meervoudige platenkoppelingen voor.

Op het einde van de krukas is het vliegwiel vast verbonden door middel van een spie. De koppelingsplaat is door bouten aan het vliegwiel verbonden en draait dus steeds met vliegwiel en motor mee. Los om het einde van de krukas waar ook het vliegwiel op is bevestigd, kan een bus draaien waaraan op het linker uiteinde een tandwiel is aangebracht dat in verbinding staat met de overbrengingsorganen naar de achterwielen. Op het rechter uiteinde is een flens vast verbonden waartegen de koppelingsplaat rust. Tegen de andere kant van de plaat rust een losse drukring . De flens en de drukring worden door een stel koppelingsveren en bouten tegen elkaar gedrukt, zodat de koppelingsplaat hiertussen wordt vastgeklemd. Om te ontkoppelen wordt de ontkoppelvork (van boven gezien) naar links verplaatst zodat de schuifring dan naar rechts gaat.

 

Blad 155 — Zie hierbij Afb. A 78 - A 79

 

Blad 154           Blad 156

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010