PRAKTIJKCURSUS TREKKERMECANICIEN

KOPPELINGEN Afb. B 75

 

a. Droge platenkoppeling

Bij de grote verscheidenheid van trekkers, die momenteel in gebruik zijn, is de droge platenkoppeling wel de meest voorkomende. We zullen van dit type eerst de demontage bespreken.

De complete koppeling kan van het vliegwiel gehaald worden zonder speciale gereedschappen, dus alleen door de bouten, waarmede de koppeling aan het vliegwiel bevestigd is, geleidelijk aan los te draaien. Om de afgenomen koppeling verder te demonteren is het dan nodig de stelboutjes van de drukvingers los te maken. Deze zijn meestal gezekerd en men moet hiervoor met een ijzerzaag door de groef van de bout gaan (fig. 1) en zo de bouten geleidelijk aan losdraaien. Heeft men de koppeling geheel los en de onderdelen goed schoongemaakt, dan wordt overgegaan tot de controle op slijtage van diverse onderdelen.

We beginnen bij het vliegwiel waar de koppelingsplaat tegenaan gezeten heeft. Een oppervlakkige controle wijst al uit of het vliegwiel vlak is en er geen groeven ingesleten zijn. Daarna controleren we of het vliegwiel niet slingert. We moeten dit meten met de meetklok. Fig. 2 laat zien hoe men kan controleren of het vliegwiel zuiver gecentreerd ligt en fig. 3 is de controle op het slingeren van het vliegwiel.

De koppelingsplaat wordt gecontroleerd op slijtage door te letten op de volgende punten:

1. De ferrode (koppelingsplaat) mag niet zover zijn afgesleten dat de koppen en nieten van de klinknagels vrij komen.

2. Schokbrekerveren mogen niet in de kant van de plaat ingesleten zijn.

3. Spiebanen in de naaf mogen niet gesleten zijn.

Als men één van bovengenoemde fouten constateert moet de plaat vervangen worden door een nieuwe.

De veren van de drukgroep moeten stuk voor stuk gecontroleerd worden. Men heeft hierbij nodig de afstelgegevens van de fabriek. B.v.: Onbelast hebben de veren een lengte van 45 mm. Gaan we de veer nu indrukken met een gewicht van 45 kg, dan moet de lengte 29 mm zijn. Wordt nu in deze lengte een afwijking geconstateerd, dan moet de veer vernieuwd worden. De drukring moet volkomen glad zijn en mag ook niet blauw gekleurd zijn (dit komt door oververhitting). Is dit wel het geval, dan weer vernieuwen.

De drukvingers moeten ten opzichte van elkaar een gelijkmatige slijtage te zien geven. Is in de vingers onderling verschil in slijtage dan monteert men drie nieuwe drukvingers. De laatste controle betreft het druklager of de drukring. Bij het druklager let men speciaal op de speling. Is deze voelbaar dan moet men het druklager vernieuwen. Bij een grafiet drukring neemt men geen risico. Is slijtage zichtbaar op de drukvlakken dan monteert men een nieuwe ring.

Bij het weer in elkaar zetten van een koppeling kan men gebruik maken van een handig stukje gereedschap (fig. 4). Ook bij demontage kan men dit gebruiken. De drie blokjes legt men onder de drukring ter hoogte van de stelboutjes. Dan plaatst men de veren en daarover komt de kap. Nu kan men met de driepoot en door het aandraaien van de wartelhefboom de kap met de veren indrukken en op deze manier de boutjes van de drukvingers gemakkelijk vastzetten. Men verdeelt dit over de drie stelboutjes zo gelijkmatig mogelijk.

De koppeling kan nu weer tegen het vliegwiel gemonteerd worden. Men doet eerst wat vet in het lager of busje van het vliegwiel, dan zet men de koppelingsplaat er tegen.

 

 

Blad 156a — Zie hierbij Afb. B 75

 

Blad 156           Blad 156b

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010