PRAKTIJKCURSUS TREKKERMECANICIEN

TANDWIELOVERBRENGINGEN Afb. B 85

 

Bij versnellingsbakken, differentieel-, eindaandrijving-, aftakas en riem-schijfaandrijving hebben we te maken met assen, die in lagers lopen, kogellagers of rollenlagers. Op deze assen bevinden zich dan weer tandwielen met rechte of schuine vertanding, die ons dienen om de kracht op een andere, evenwijdig lopende as of op een haaks hierop gelegen as over te brengen.

Onverschillig met welke soort van overbrenging we te maken hebben, altijd zal er op iedere as, en dus ook op ieder lager, een radiale en een axiale druk zijn (fig. 1), ofschoon dit sterk zal wisselen met de soort van overbrenging waar we mee te maken hebben. Een groot deel van de trekkers is uitgerust met kogellagers, een ander gedeelte met rollenlagers. Dat het bijstellen van rollenlagers in zeer veel gevallen mogelijk is, zal wel duidelijk zijn. Dit is met kogellagers niet het geval. Bij assen, uitgevoerd met rollenlagers, kan men de speling in de lagers groter of kleiner stellen door onderlegplaten te verwijderen of bij te brengen. De platen zitten dan tussen de flens en het lichaam waar de flens van het lager tegen aangeschroefd wordt. Hebben we te doen met assen, waarop kogellagers zijn gemonteerd, dan kunnen we controleren zoals is afgebeeld in fig. 2. We slaan een touwtje rond de as en gaan nu met een unster meten. Bij een trekspanning van ½ —1 kg moet de as mee draaien. (Bij rollenlagers ligt dit anders en is een trekspanning van 1 ½ —2 kg nodig.) De assen liggen dan goed in de lagers. Bij sommige typen van Duits fabrikaat met rollenlagers worden boven in het huis twee passtiften gezet en wordt door de fabrikant een zuiver op maat geslepen maat ter beschikking gesteld. We stellen nu net zolang met onderlegplaten onder de flenzen van de lagerhuizen tot we de gegeven maat van b.v. 0,1 mm tussen stift en maatstuk bereikt hebben (zie fig. 3; Farmall D.G.D. 4).

Gaan we nu de tandwielen over de assen schuiven dan kunnen we, om de tanddiepte of speling te controleren, te werk gaan volgens Engels of Duits systeem. Het Engelse systeem werkt volgens het principe: de tanden insmeren met b.v. rode menie, ze laten draaien en zien waar de raakvlakken van de tanden liggen. Dit is een zeer eenvoudig systeem, dat wel enige oefening vraagt. Het Duitse systeem is: werken met de meetklok en de tandspeling meten. In fig. 4 zien we enkele mogelijkheden volgens het Engelse systeem. In a van fig. 4 zien we het draagvlak van de tanden zoals we ons dat wensen. Het onderste 2/3 gedeelte van de tand draagt tegen elkaar, terwijl het onderste randje van ± 2 mm nog vrij ligt. Ook in de lengterichting draagt de tand niet vol op elkaar. In fig. 4 b zien we een te diepe tanding, terwijl c ons een te hoge tanding laat zien. Zo kunnen er nog meer foutieve tandingen zijn, o.a. tanding te veel op de hiel van de tand enz.

Het Duitse systeem werkt met de meetklok. De klok wordt met een hulpstuk op het huis geschroefd (zie fig. 5) en wel zodanig dat de meetstift tegen de zijkant van een tand aankomt. De speling tussen de tanden van het differentieeltandwiel en het pignontandwiel mag niet meer dan 0,2 mm zijn. Door voorzichtig heen en weer bewegen kan men de speling zuiver meten. Is de speling meer dan 0,2 mm, dan moet men de tanden dieper in laten tanden, is de speling minder, dan moet men deze ruimer maken en weer op 0,2 mm brengen. Dit kan men doen door de onderlegplaten, die onder het lagerdeksel liggen, van links naar rechts te brengen of omgekeerd. Men moet er wel goed op letten dat alle onderlegplaten die er onder zaten weer gebruikt worden, daar anders de lagerspanning weer af gaat wijken.

 

 

 

Blad 172a — Zie hierbij Afb. B 85

 

Blad 172           Blad 172b

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010