CURSUS LANDBOUWTREKKERS
HOOFDSTUK XXI — HULPORGANEN AAN DE WIELEN
Paragraaf 81
DRUKVERMEERDERING (Afb. A 98, fig. 1 t/m 7)
Drukvermeerdering past men toe om de band meer op de grond te drukken teneinde optredende slip te kunnen voorkomen. Een nadeel hiervan is dat door de grotere druk structuurbederf van de grond optreedt. Men bereikt de drukvermeerdering het eenvoudigst door toepassing van water in de banden, door wielgewichten of door middel van aanbouw- of aanhangwerktuigen druk op de trekker uit te oefenen. Voor het vullen van de trekkerbanden met water neemt men met het oog op vorstgevaar geen zuiver water, doch een oplossing van water en calcium chloride, dat het rubber en het ventiel niet aantast.
Zoals in fig. 1 te zien is, worden de banden niet geheel met vloeistof gevuld, doch ongeveer tot 75 %; de resterende lucht fungeert als schokdemper. Het vullen van de band kan op verschillende manieren plaats vinden, zoals door middel van een slang op de waterleiding, door een vleugelpomp (fig. 2) of door middel van een elektrisch gedreven pompje. De hoeveelheid vloeistof, welke in de band gedaan wordt is afhankelijk van de bandenmaat, de hoeveelheid calcium chloride van de temperatuur welke in deze periode verwacht kan worden.
Tot een temperatuur van — 7 ° is een verhouding van 1 kg calcium chloride op 14 liter water voldoende. Voor temperaturen tot —18 ° C een verhouding van 1 : 7 en tot — 29 ° C een verhouding van 1 :5.
Men lost meestal 4 kg calcium chloride op in plm. 4 liter water en laat dit mengsel afkoelen, en brengt het daarna in de band. Om er zeker van te zijn, dat dit mengsel zuurvrij in de band komt, voegt men er nog 1 % kalk aan toe. Dit is dus 10 gram per kg calcium chloride. Voor het vullen wordt het achtereinde van de trekker zover omhoog gevijzeld, dat de band net vrij van de grond is; het ventiel wordt in de hoogste stand geplaatst, waarna men het binnenwerkje er uit schroeft. Hierna wordt een speciale vulnippel (fig. 3) op het ventiel aangebracht. Hoewel hiervan verschillende uitvoeringen bestaan, zijn ze alle ingericht om vloeistof in te laten en de lucht tegelijkertijd uit te laten. Bij het apparaat van fig. 3 heeft dit laatste plaats door een buis je, dat voor elke bandenmaat een bepaalde lengte moet hebben.
Zodra hier water inplaats van lucht uitkomt is de band tot de juiste hoogte met water gevuld.
Het meeste water kan men indien gewenst weer aftappen door het ventiel in de laagste stand te plaatsen en het binnenwerk uit te nemen. Er blijft altijd een beetje water in de band achter wat echter geen bezwaar is. Om te voorkomen dat dit water zou kunnen bevriezen voegt men een hoeveelheid alcohol aan het water in de banden toe.
De verhouding alcohol—water is voor de reeds eerder genoemde temperaturen resp.: 1 :16, 1 : 8 en 1 :4.
Bij kleine hoeveelheden water wordt wel iets meer alcohol toegevoegd. Behalve met water kan men de wielen ook verzwaren met wielgewichten; deze kunnen zowel op de voor- als achterwielen worden aangebracht. In fig. 4 en 6 zijn enkele gewichten aangegeven, terwijl fig. 5 en 7 het aanbrengen van dubbele gewichten aangeven.
Blad 187 — Zie hierbij Afb. A 98
|
Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010 |