CURSUS LANDBOUWTREKKERS
HOOFDSTUK XXIV — BIJZONDERE TREKKERTYPEN
Paragraaf 98
WERKTUIGENDRAGERS (Afb. A 117)
Bij deze trekkers is meestal de motor achter de achterwielen geplaatst, waardoor de gelegenheid om werktuigen aan of op te bouwen aanmerkelijk groter wordt; de mogelijkheid om getrokken werktuigen voort te bewegen blijft vanzelfsprekend ook nog bestaan. Daar het gewicht van deze trekkers gering is zijn ze uitermate geschikt voor zaai- en verplegingswerk. In fig. 1 is de David Brown 2 D weergegeven. Deze heeft een tweecilinder luchtgekoelde dieselmotor, die achterop gebouwd is; deze motor is voorzien van een stabilisatiezuiger (21) die het doorbuigen van de krukas tegengaat. De versnellingsbak is voor de achteras geplaatst. De eindaandrijving bevindt zich in de wielen. De motor drijft tevens een luchtcompressor (11) aan die voor luchtdruk zorgt waarmee de hefinrichting bediend wordt. Deze bestaat uit twee hefcilinders (8) die door middel van staalkabels de hefarmen bedienen. Het buisvormige frame van de trekker dient als luchtvat voor de pneumatische hefinrichting. De aanbouwwerktuigen kunnen achter, tussen of vóór de voorwielen aangebracht worden. In fig. 2 is een Lanz Alldog afgebeeld. Ook hier is de motor achter de achterwielen aangebracht. Het gedeelte tussen de wielen is hierdoor geheel vrijgekomen voor het bevestigen van de werktuigen; ook kan een laadbak op dit frame aangebracht worden.
Door middel van een hydraulische hefinrichting kunnen de werktuigen in en uit het werk gebracht worden.
Vooraan de trekker zijn speciale koppelingen aangebracht voor het monteren van werktuigen. Voor- en achterstuk zijn door middel van een scharnier aan elkaar verbonden. Hierdoor kan het achtergedeelte 10° naar links of rechts draaien t.o.v. het voorstuk.
Hierdoor heeft men bereikt dat bij het maken van een bocht de achterwielen de voorwielen in hetzelfde spoor volgen. Dit is b.v. nodig bij het sproeien om extra wielsporen te voorkomen.
In fig. 3 zijn een aantal werkzaamheden geschetst die met een werktuigendrager gemakkelijk kunnen worden verricht.
In fig. 3a wordt tegelijk met een kunstmeststrooier en een cultivator gewerkt, terwijl een paar sporenwissers achter de wielen zijn aangebracht. Het werken met cultivator en eg is in fig. 3b gecombineerd, en in fig. 3c maaien en keren.
Er zijn ook werktuigendragers geschikt voor het opbouwen van een maaidorser met een pers.
Vragen § 96, 97 en 98.
1. Wat zijn de voor- en nadelen van de vierwielaandrijving?
2. Beschrijf de vierwielaandrijving van de Unimog en M.A.N, trekkers.
3. Waarom kan men geen differentieel tussen de voor- en achterwielaandrijving toepassen?
4. Wat is een werktuigendrager en waar vindt deze toepassing?
5. Noem enkele merken werktuigendragers.
Blad 216 — Zie hierbij Afb. A 116, A 117
|
Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010 |