CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK XXVI BEDIENING, SMERING EN ONDERHOUD VAN TREKKERS

 

Het peil van de olie in het brandstofpomphuis 34 moet worden gecontroleerd. Het metalen oliefilter 3 moet worden uitgenomen en schoongemaakt. Bij het werken onder normale omstandigheden moeten de voorwielen 20, de bovensteunrol 20 en de ondersteunrollen 20 vol vet geperst worden. Het cardanoliepeil in de eindaandrijving 6 en de versnellingsbak 5 moet worden gecontroleerd en zo nodig bijgevuld.

 

Elke 240 draaiuren

moeten de filterelementen van het luchtfilter 11 worden schoongemaakt. Het startmotorcarter 9 moet weer worden schoongespoeld en met verse olie gevuld, evenals het huis van de startmotorkoppeling 15 en het brandstofpomphuis 34. Onder gunstige omstandigheden behoeven nu pas de luchtfilterelementen 38 schoongemaakt te worden. De lagers van de ventilatoras 32 moeten vol vet geperst worden, terwijl ook de koppelingschuifbuis 26 gesmeerd moet worden.

 

Elke 900 draaiuren.

De olie uit de eindaandrijving 6 en de versnellingsbak 5 moet worden afgetapt en ververst.

De pennen en de bussen van de rupsbanden moeten niet gesmeerd worden.

 

 

Vragen § 107.

1. Beschrijf de hoofdpunten van het smeren van een wieltrekker, zo mogelijk van een ander type dan in de les besproken is.

2. Geef een beschrijving van de smering van een rupstrekker, eveneens van een ander type dan in de les is aangegeven.

 

 

 

 

 

 

Blad 234 — Zie hierbij Afb. A 126

 

Blad 233           Blad 235

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010