PRAKTIJKCURSUS TREKKERMECANICIEN
TESTEN VAN MOTOREN
De volgorde is:
a. accu met kabels,
b. bougie-onderzoek,
c. bobine,
d. condensator,
e. stroomverdeler,
f. contactpunten.
a. Accu met kabels. De accu kunnen we gemakkelijk controleren met de zuurweger en de celtester. De kabels controleren of de aansluitingen goed schoon zijn, vooral aan de massakabel dient bijzondere aandacht te worden besteed.
b. Bougies. De bougies moeten regelmatig gecontroleerd worden, de verbranding in de motor laat op de bougie een aanslag achter en deze aanslag (b.v. kleur en hoedanigheid) vertelt ons hoe de verbranding in de motor geweest is. Het schoonmaken kan het beste gebeuren met een bougie-reiniger. Hierin wordt de aanslag met een zandstraal onder druk verwijderd. We moeten dan de centrale elektrode en de massa-elektrode met een contactvijltje schoon vijlen en de juiste afstand tussen de elektrodepunten weer vaststellen. In dezelfde bougie-reiniger kan dan meestal de bougie onder druk getest worden op vonken. De vonk van de te testen bougie gaan we vergelijken met die van een nieuwe. Is de vonk niet goed meer, dan wordt de bougie dus vervangen door een nieuwe, waarbij we er wel op moeten letten dat we weer een bougie van dezelfde warmtesoort gebruiken (zie afb. A 128, fig. 8).
c. Bobine. Als we de bobine gaan testen moeten we de beschikking hebben over een eenvoudige bobinetester of over een groot testapparaat (zie afb. A 131, fig. 1, 2, 3 en 4). De bobine wordt op het apparaat aangesloten volgens schema en we laten de bobine werken tot deze de normale werktemperatuur bereikt heeft. Deze temperatuur bereiken we het snelst door de onderbrekingen in het stroomcircuit zo langzaam mogelijk te laten lopen en de vonkbrug zo groot mogelijk te nemen. Is de bobine eenmaal op temperatuur, dan controleren we de vonkbrug. De vonk die overspringt moet minstens 8—12 mm kunnen overbruggen en er mag in de vonkenbrug geen enkele onderbreking voorkomen. Dit is duidelijk te zien en te horen.
d. Condensator. Dit is een van de moeilijkst te controleren onderdelen. Een globale controle van de onderbrekerpunten vertelt ons al iets van de toestand van de condensator. Zijn deze punten ingebrand dan zal de condensator te licht, te zwaar of defect zijn. We gaan hem dus testen op het testapparaat, waar een blokcondensator inzit, die we eerst op gaan laden en met deze blokcondensator wordt de te testen condensator weer opgeladen. Aan het opgloeien van de controle-neonlampjes kunnen we zien hoe de toestand van de condensator is. We moeten ons aan het voorschrift van de fabrikant van het testapparaat houden.
e. Stroomverdeler. De oorzaken van de meeste kortsluitingen, die in een stroomverdeler voorkomen, zijn vocht en onzichtbare scheurtjes. Met een hoogspanningskabel uit het testapparaat kunnen we de complete stroomverdelerkap afspeuren of zich ergens scheurtjes bevinden. Zijn deze er, dan zien we de vonken overspringen en moet de kap vervangen worden door een andere.
f. Contactpunten. Deze worden gecontroleerd op inbranden en zo nodig bijgewerkt of vernieuwd. Controleer ook de veer van de contactpunten, of deze nog voldoende werkt. We stellen dan met een voelmaat de afstand van de onderbreker op de voorgeschreven maat en letten daarbij goed op of de onderbrekerpunten volledig en vlak tegen elkaar aansluiten.
Blad 242f — Zie hierbij Afb. B 131 en A 128
|
Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010 |