Nederlandse index
Homepage
English index

 

HET STARTEN VAN DE MOTOR

Raadpleeg hiervoor het hoofdstuk in het instructieboekje van de trekker.

ALGEMENE AANWIJZINGEN
In het volgende gedeelte wordt meer in bijzonderheden aangegeven, datgene wat nodig is om de instructies, genoemd in het hoofdstuk Onderhoud, uit te voeren. Laat alle afstellingen die niet nader worden genoemd, uitvoeren door Uw Ferguson-dealer.

MOTOR
Smering

De olie wordt onder een druk van 2,8-4,2 atm. naar de krukas, drijfstangen en nokkenaslagers gevoerd, evenals naar de distributieketting. Het kopklepmechanisme wordt ook onder druk gesmeerd. De aflezing op de meter aan de linkerzijde van het instrumentenbord kan hoog zijn, wanneer de motor koud is, of een groot aantal toeren maakt; ook kan de drukmeter betrekkelijk laag aanwijzen, wanneer de motor stationair draait. Hierover behoeft men zich geen zorg te maken.

OLIEFILTER
Een oliefilter met verwisselbaar element is aan de linkerzijde van het motorcarter aangebracht, voorkomt dat er enig vuil of andere verontreinigingen met de olie wordt meegevoerd naar lagers enz. Het oliefilterelement kan gemakkelijk worden verwijderd door de lange bout los te nemen en het element uit het huis te trekken, zoals is afgebeeld (fig. 2). Na het element verwisseld te hebben, moet de pakkingring tussen het huis en de filterkop goed worden nagezien en worden vernieuwd als er een mogelijkheid aanwezig is, dat hij niet goed meer af kan dichten. Om beschadiging van deze ring te voorkomen moet de lange bevestigingsbout niet te vast worden aangedraaid. Bij het opnieuw monteren moet het filterhuis voor 1/3 met verse motorolie worden gevuld.

Fig. 2 - Het verwijderen van het oliefilter

VERVERSEN VAN MOTOROLIE
De olie moet worden ververst na het aantal werkuren, dat in het hoofdstuk Onderhoud wordt aangegeven.
Tap de olie af als de motor warm is en de trekker vlak staat.
Gebruik olie van een gerenommeerd merk en van de juiste dikte.


ELECTRISCHE UITRUSTING
DYNAMO

De dynamo is bevestigd op een steun aan de rechterkant van de motor, de laadspanning wordt geregeld door een spanningsregelaar met automaat. De regelaar stelt zich helemaal in op de hoeveelheid stroom, die de accu kan opnemen. Hieruit volgt, dat, wanneer de ampèremeter op het instrumentenbord op 0 staat, of practisch niet aanwijst, de accu's in goed geladen toestand verkeren. Aan de andere kant is een hoge laadstand van de ampèremeter een aanwijzing, dat de spanning van de

Inhoudsopgave Naar pagina 10 en 11