A-5 HET VOORBEREIDEN DER VERBRANDING.

Wij moeten er bij elke verbranding voor zorgdragen, dat de benodigde hoeveelheid brandstof op de meest geschikte wijze in de cylinder wordt gebracht en met de verbrandingslucht in zodanige aanraking komt, dat een behoorlijk snelle verbranding mogelijk is.

Bij benzinemotoren, alsmede bij motoren welke op petroleum lopen, wordt in de carburateur een mengsel van fijn verstoven brandstof en lucht gevormd, welk mengsel als geheel gedurende de inlaatperiode van de cylinder(s) wordt ingezogen, om vervolgens op de bekende wijze te worden gecomprimeerd. Bij Dieselmotoren is het even anders. Er wordt alléén lucht aangezogen, die dan sterk gecomprimeerd wordt. De brandstof, welke meestal uit een soort gasolie bestaat, wordt nu met een speciaal pompje onder hoge druk door middel van een verstuiver in de samengeperste lucht, die zich in de cylinder bevindt, ingespoten en uitermate fijn verstoven.

Fig. 5. Verstuiver en voorkamer Mc Cormick Diesel type W.D. 40.
Verstuivernaald (5) met veer (13) en sluitmoer (4). Fijn filtertje (12)
voor de brandstof. Verstuiverplaatje (6) met fijn gat waardoor de
brandstof in de voorkamer (8) gespoten wordt.


A-6 HET INLEIDEN DER VERBRANDING.

Bij benzine- en petroleummotoren wordt het gereedgemaakte gecomprimeerde mengsel langs electrische weg aangestoken, doordat een hoogspanningsvonk tussen de electroden van een bougie overspringt.
Bij Dieselmotoren is ervoor gezorgd, dat de aangezogen lucht — hetzij enkel en alleen omdat ze tot een zeer hoge graad van compressie is samengeperst, dan wel mede met behulp van gloeiende delen van de verbrandingskamer — zo heet is, dat de brandstofdeeltjes, die door de verstuiver worden ingespoten, tengevolge van de hoge temperatuur door zelf-ontsteking ontbranden en op deze wijze de verbranding inleiden.

 

A-7 AANGAANDE HET VERLOOP DER VERBRANDING

valt op te merken, dat deze in elk geval zo volledig mogelijk moet zijn.
Aard der brandstof, conditie van de motor ten aanzien van afstelling en belasting en tal van andere factoren spelen hierbij een rol, zoals wij in de loop van onze besprekingen meermalen zullen zien.
In het algemeen kan worden opgemerkt, dat een onvolledige verbranding, waarbij dus een deel der brandstof of in het geheel niet òf slechts gedeeltelijk verbrandt, tot ernstige moeilijkheden kan leiden, omdat de machine hierdoor zal vervuilen en de smeerolie op een andere wijze door brandstofresten of verbrandingsproducten wordt bedorven. Vanzelfsprekend betekent een onvolledige verbranding brandstofverspilling.

 

A-8 HET VERWIJDEREN DER VERBRANDINGSPRODUCTEN.

Het is begrijpelijk, dat wanneer de „arbeidsslag" — gedurende welke de verbranding optreedt — is afgelopen, de verbrandingsproducten uit de cylinder moeten worden verwijderd. Gasvormige producten zullen bij een goed geconstrueerde motor, die behoorlijk onderhouden wordt, in voldoende mate kunnen worden afgevoerd.
Roet en koolachtige producten, welke bij onvolkomen verbranding ontstaan, zijn minder gemakkelijk te verwijderen. Verbrandingswater, dat altijd ontstaat uit de waterstof, die zich in de brandstof bevindt, en de zuurstof uit de verbrandingslucht, zal bij koude motor op de cylinderwand(en) en andere koude delen der verbrandingskamer(s) neerslaan en ten dele naar het carter lekken. Zodra de motor op de juiste werktemperatuur is gekomen, verlaat het verbrandingswater, dat dan gevormd wordt, de uitlaat in dampvorm. Uit deze eenvoudige beschouwingen blijkt alreeds hoe uiterst belangrijk het is, voor een goede en volledige verbranding te zorgen en de motor op de juiste werktemperatuur te houden.

 

A-9 Zoals wij reeds opmerkten worden in hoofdzaak drie verschillende brandstofsoorten gebruikt: a) benzine; b) petroleum; c) gasolie.

Alle drie zijn aardolieproducten met verschillende eigenschappen. Wij zullen ons hier niet te zeer in verdiepen, doch willen wel even in het kort nagaan, voor welke doeleinden ze bestemd zijn.
Benzine is de meest vluchtige brandstof van het drietal, en zal dus het gemakkelijkst verdampen. Ze is daarom bij uitstek geschikt om een koude motor, die van een carburateur is voorzien, te starten en op de vereiste werktemperatuur te brengen.
Benzine is niet geschikt voor een Dieselmotor. Petroleum is aanzienlijk minder vluchtig dan benzine. Ze is dan ook niet geschikt om een koude motor te starten en wanneer ze gebruikt zou worden in een machine, die nog niet goed op temperatuur is gekomen, zullen de in de carburateur verstoven brandstofdeeltjes in de te koude motor weer neerslaan, zoals de waterdamp uit de lucht op een koud voorwerp condenseert. Dat dit verschijnsel ernstige gevolgen kan hebben, zullen we later zien.
Om de verdamping der petroleum te vergemakkelijken, passen de constructeurs steeds een of andere voorverwarming toe.

Bij sommige systemen is de carburateur van een z.g.n. ,,hot-plate" voorzien : de verstoven petroleum wordt met wat lucht over een roodgloeiende plaat geleid, die van ribbels of van een labyrinth kanaal is voorzien en eerst later wordt voor de juiste verhouding van brandstof en lucht de benodigde hoeveelheid hoofdlucht toegevoerd. (Fordson). Petroleum is een zeer geschikte brandstof voor carburator-motoren, mits deze hiervoor inderdaad zijn ingericht en de nodige voorzorgen voor een behoorlijke werktemperatuur van de machine in acht worden genomen. Voor Diesels moet men geen petroleum gebruiken.


Fig. 6. Voorverwarming der aangezogen gassen bij Mc Cormick type F 20.

De uitlaatgassen komen bij (A) binnen, worden door klep (15) omlaag geleid en strijken langs de stijgbuis, waaraan van onderen met de moeren (24) de carburateur wordt bevestigd. Dan gaan de gassen naar achteren door de sleuven naast de stijgbuis, stromen om het horizontale deel van de inlaatleiding en ontwijken naar buiten via de pijpen (4). Door klep A (15) te verdraaien met behulp van as (21) en hefboom (19) kan men een deel der uitlaatgassen direct naar buiten laten ontwijken, waardoor de verwarming van de inlaatleiding geringer wordt.

 

Vóór het tanken wordt het vulmateriaal zorgvuldig schoongemaakt.

 

Inhoudsopgave

volgende pagina

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010