te laten ploegen. Hierdoor wordt in feite het aanspan-
ningspunt A iets zijdelings verplaatst, terwijl ook het
krachtenspel op het rister wordt veranderd. Bij sterk
overrug laten lopen, zullen de verticale krachten van
de grond toenemen en de zijdelingse afnemen, terwijl
dit bij overbuik ploegen precies andersom zal zijn. Dan
heeft de ploeg meer neiging omhoog te komen en zijde-
lings weg te glijden. Het overrug en overbuik stellen
van de ploeg heeft ook invloed op het ploegwerk zelf.
Hierin ligt ook een mogelijkheid om een correctie op de
aansluiting van de ploegsneden aan te brengen.
elke ploeg heeft de mogelijkheid om overrug of
overbuik te worden ingesteld
Men moet bij het afstellen van een ploeg nooit twee
dingen tegelijk verstellen; men weet dan niet waardoor
het resultaat beter of slechter is geworden.
|
de diepteregeling
De ligging van de punten W, A en T moet bij de diepte-
regeling in het verticale vlak worden bekeken, fig. 30.
Ook nu zal er een evenwicht tussen de krachten wor-
den bereikt als de punten W, A en T op een rechte lijn
liggen. Wordt het aanspanningspunt A hoger gesteld,
dan zal de W A T-lijn een knik vertonen. Bij het zoeken
van het nieuwe evenwicht zal het punt A naar beneden
gaan. De resultante R, fig. 31, zal nu steiler gericht zijn,
o.a. omdat de verticale steunkracht afgenomen is. Door
het naar beneden gaan van punt A loopt ook de trek-
krachtlijn van A naar T steiler. Er werkt nu dus t.o.v.
het aanspanningspunt A een koppel R x b, dat even-
wicht maakt wanneer de arm b van het koppel nul is en
de trekkracht en de weerstandskracht weer tegenge-
|