steld op dezelfde rechte lijn zijn gelegen. M.a.w. de
W A T-lijn is nu weer recht.
Wordt het aanspanningspunt A lager gesteld, dan ge-
beurt het omgekeerde. Het punt A gaat omhoog en de
ploeg gaat ondieper werken.
Indien een balansploeg van een steunwiel of een voet
wordt voorzien, fig. 6, en deze wordt zo diep gesteld,
dat hij de grond juist raakt, dan zal hij weinig extra
trekkracht vragen. Stellen wij nu het aanspanningspunt
A hoger, dan zal de ploeg dieper willen gaan ploegen,
maar dit wordt door het steunwiel of de voet verhin-
derd. Omdat de W A T-lijn toch recht wil trekken zal
er een neerwaartse kracht, een druk op het steunwiel
of de voet en dus ook op de grond worden uitgeoefend.
Deze druk veroorzaakt een rol- en een wrijvingsweer-
stand, waardoor een zo afgestelde ploeg onnodig veel
trekkracht vraagt.
Verder zal de ploeg, daar hij om het steunpunt van het
wiel of de voet wil kantelen, neiging hebben achter
omhoog te komen. Dit wordt door het gewicht en de
|
naar beneden gerichte verticale component van de
gronddruk tegengegaan.
aanhangtrekkerploegen
De aanhangtrekkerploegen zijn door de opkomst van
de aanbouwploegen sterk in aantal teruggelopen. Zij
worden achter rupstrekkers gebruikt en in die gebie-
den, waar men niet in de voor maar boven over rijdt,
ook achter wieltrekkers.
ploegraam
Het raam bestaat uit een aantal evenwijdige ploeg-
bomen, door dwarsbalken met elkaar verbonden, fig. 32
Deze dwarsbalken zijn soms van boutgaten voorzien,
waardoor het mogelijk is om de ploeg in meerdere
werkbreedten per schaar te gebruiken door de ploeg-
lichamen te verplaatsen. Bij andere ploegen worden de
ploeglichamen om een andere werkbreedte te verkrij-
gen aan de andere zijde van de balk geplaatst.
|