fig. 80-I Aanspanning schijvenploeg fig. 81-I Werking schijfverstelling van rechts- naar linkswerkend |
|
aanspanning Evenals bij de risterploegen moet er naar een rechte WATZ-lijn worden gestreefd, fig. 80. Hoe kleiner het aantal schijven is, hoe groter de hoek d zal worden. Bij een grote hoek a wordt de zijdelingse kracht op de ploeg groter, waardoor de wielen een neiging krijgen uit de voor te komen. Om dit tegen te gaan worden het achterwiel en ook het voorwiel iets scheef naar het geploegde gesteld. Is de ploeg zwaar, zodat hij achter niet naar het geploegde zal worden getrokken, dan kan men de trekstang aan de trekker iets naar links verplaatsen. Indien het werk er niet ongunstig door wordt beïnvloed kan men ook de schijven iets dwarser stellen, waardoor zij met hun achterkant iets meer tegen de grond steunen. Hiermee veranderen wij de richting van de reactiekracht D en komt deze meer in het verlengde van de trekkracht te liggen, zodat R kleiner wordt. Heeft het achterwiel de neiging uit de voor te lopen, dan moet men het aanspanningspunt lager maken. in en uit het werk stellen Het landwiel is met een kapselautomaat of met een op de ploeg gemonteerde hefcilinder verbonden. De zwenkarm van het landwiel is door een schroefspil met die van het achterwiel verbonden, fig. 69. Met deze |
schroefspil kan de ploeg vlak worden gesteld. Verder is de zwenkarm van het landwiel door een trekstang met het voorwiel verbonden. Het heffen wordt door trekveren vergemakkelijkt. Het gehele systeem vertoont veel overeenkomst met dat van een getrokken risterploeg, waarvan de voor- en achterwielen van plaats zijn verwisseld. aanbouwschijvenploegen Bij de aanbouwschijvenploegen is om een deel van de zijdelingse druk op te vangen altijd een achterwiel aanwezig. Bij de halfgedragen typen blijft het achterwiel ook na heffen de ploeg ondersteunen. links- en rechtswerkende schijvenploegen Hiervan komen een tweetal typen voor en wel: |
vorige pagina <<< Inhoud >>> volgende pagina