gebruik
Stoppelschijvenploegen en schijvenploe Nederland niet veel gebruikt.
De slijtage van een stoppelschijvenploeg is, evenals de kans op verstoppen
aanzienlijk geringer dan die van een normale stoppelploeg. Mocht men ook
hier tot het onderploegen van stro overgaan, dan is het niet uitgesloten
dat de stoppelschijvenploegen meer naar voren zullen komen.
fig. 82-I Enkele schijveneg
|
Normale schijvenploegen worden sporadisch gebruikt bij ontginningswerk,
waarbij zich in de grond veel obstakels,
b v. stobben, bevinden.
schijveneggen
Men kan de schijveneggen in drie groepen verdelen, namelijk:
1. Enkele schijeneggen
2. Dubbele schijveneggen
3. Verstekschijveneggen
De enkele schijveneg, die weinig meer voorkomt, bestaat uit een
raam met twee stel schijven, die t.o.v. elkaar onder een hoek kunnen worden
geplaatst, fig. 82. Bij de dubbele schijveneg, fig. 83, is aan
het voorraam, dat met het raam van een enkele schijveneg overeenkomt,
nóg een achterraam met twee stel schijven bevestigd. Elk raam bestaat
uit twee delen, die een hoek met elkaar maken. De voorste schijven staan
met de bolle kant naar binnen, de achterste naar buiten. Staat men voor
het werktuig, dan is de hoek tussen de voorste delen kleiner dan 180°
en die tussen de achterste delen groter dan 180°. De vier delen vormen
samen een soort X. De schijfdiameter varieert van 40-65 cm, terwijl de
onderlinge afstand tussen de schijven 15-25 cm bedraagt. Er komen zowel
gladde als gekartelde schijven voor, fig. 84.
|