fig. 21-X Driehoekige rooischaar in bovenaanzicht en
in
doorsnede
fig. 22-X Dubbele holle rooischaar in bovenaanzicht en
in
doorsnede
fig. 23-X Beitelschaar
|
1. De grond in de machine, op de opvoerketting, zolang mogelijk vasthouden.
Dit kan door de rijsnelheid, de diepteafstelling en de onder deze ketting
aangebrachte schudrollen worden beïnvloed.
2. Het instellen van de meest gunstige snelheid van de opvoerketting,
de opvoerelevator en de schudhor.
3. Die delen van de machine waar de aardappelen mee in aanraking kunnen
komen zo goed mogelijk met plastic of rubber bekleden.
4. Een grote valhoogte in de machine moet zoveel mogelijk worden voorkomen,
terwijl ook door te snel lopen van de kettingen de aardappelen niet 'geworpen'
moe ten worden. Soms kan het nodig zijn dat de valhoogte in de verzamelbak
of op de wagen door rubberdraden of iets dergelijks wordt gebroken.
De meeste rooimachines hebben de mogelijkheid om deze bij vol toeren van
de aftakas op drie of twee verschillende snelheden te laten werken. Snel
lopende kettingen geven meer kans op stootblauw dan langzaam lopende.
Om stootblauw te voorkomen is het noodzakelijk dat de machine oordeelkundig
is afgesteld en dat er al naar de omstandigheden niet te snel mee wordt
gereden.
§ 3 onderdelen van aardappelrooimachines
rooischaren
Bij aardappelrooimachines worden verschillende typen rooischaren gebruikt.
Ook in dit onderdeel van de rooimachines is een ontwikkeling geweest waarbij
men steeds weer tot betere resultaten is gekomen. Aanvankelijk waren vrijwel
alle werprooiers uitgerust met een driehoekige, min of meer holle rooischaar,
fig. 21. Een voordeel hiervan was dat dit type schaar over het algemeen
niet moeilijk was af te stellen terwijl hij bovendien zonodig gemakkelijk
was bij te slijpen, en eventueel te vervangen.
Een nadeel was echter dat dit type schaar in een voorraad- of verzamelrooier
de rug iets uit elkaar spleet waardoor langs de opraapketting gemakkelijk
verliezen optraden.
Voorraadrooiers met roosterkettingen werden aanvankelijk alle uitgerust
met de z.g. dubbele holle schaar. Deze schaar bestaat uit twee, in spiegelbeeld
gelijke helften.
Tussen de beide helften is enige ruimte, om zware onkruidstengels door
te laten zonder dat deze aanleiding geven tot verstopping, fig. 22. De
zijkanten zijn min of meer opgebogen.
Dit type schaar houdt de aardappelrug goed bij elkaar zodat morsen van
aardappelen langs de zijkanten vrijwel niet voorkomt.
De vorm van de schaar is bij diverse machines natuurlijk wel verschillend.
Een lange schaar geeft over het algemeen minder kans op verstoppingen
dan een korte schaar met meer dwarsstaande zijkanten.
|