fig. 27-XI Rijenpoetser (Stoll) | |
rijenpoetsers Aan de meeste bietenrooiers zijn tegenwoordig rijenpoetsers aangebracht. Deze dienen om het losse nog rond de biet liggende blad te verwijderen en nog wat bladresten van de biet af te slaan. Een rijenpoetser, fig. 27, bestaat uit een in rijrichting gelegen as waaraan tussen twee naven rubber klepels zijn bevestigd. De bieten worden door de sneldraaiende klepels schoongepoetst. Men treft tegenwoordig wel twee achter elkaar gemonteerde, tegen elkaar in draaiende rijenpoetsers aan. Dit om een intensieve reiniging te bevorderen.
§ 4 gebruik en afstelling Het is voor machinaal bietenrooien nodig hierop reeds bij de grondbewerking en het zaaien te rekenen. Hoe vlakker het land en hoe gelijkmatiger het gewas, des te gemakkelijker en vlotter gaat het rooien. Men zal in elk geval brede kopakkers (min. 8,00 m) moeten hebben. Zijn deze te smal dan gaat het keren moeilijk. Bij het rooien moeten eerst de kopakkers worden gerooid. Dit kan in handwerk, maar ook met behulp van eenvoudige koppers en lichters. Hoe men rijdt hangt af van de gebruikte machine; men kan in vele instructieboekjes en ook in publicaties van het Instituut voor Landbouwtechniek en Rationalisatie hierover het nodige vinden. |
Het is wegens de grote massa bieten nodig de afvoer goed te organiseren. Meestal is het het beste hiervoor kip- of loswagens te gebruiken. Door de kortere lostijd dan bij het gebruik van normale wagens kan men met minder wagens en trekkers werken dan in het laatste geval. Bij meerrijïge machines is het uiteraard nodig, dat er gezaaid is met een machine, die wat het aantal rijen betreft bij de rooimachine past. Bij een tweerijïge rooier moet er dus met een even aantal rijen zijn gezaaid, enz. Het tegelijk willen rooien van rijen van verschillende gangen bij het zaaien is vrijwel niet mogelijk. Het is verder nodig de spoorbreedte en de afstand tussen de kopapparaten en rooilichamen nauwkeurig bij de rijafstand aan te passen. Is dit niet het geval dan wordt het moeilijk of zelfs onmogelijk de rijen voldoende nauwkeurig te volgen met als resultaat slecht koppen en veel puntverlies bij het rooien. Dit geldt ook als de machine met zelfzoekende scharen is uitgerust. kopapparaat Het kopmes moet zo zijn afgesteld, dat net al het blad met de kop wordt verwijderd. Te dun koppen geeft aftrek voor koptarra, te diep koppen verlies aan opbrengst. Meestal moet het mes iets voorover staan, zodat de onderkant de biet net niet raakt. De voor elke machine correcte stand staat in het instructieboek. Bij meerrijïge machines moeten alle kopapparaten gelijk zijn afgesteld. |
vorige pagina <<< Inhoud >>> volgende pagina