het plantmechanisme
De voornaamste verschillen tussen de plantmachines treft men bij het
plantmechanisme aan. Men onder-scheidt machines met:
a. een onbepaald aantal inlegplaatsen.
b. een bepaald aantal inlegplaatsen.
a. Bij de plantmachines met een onbepaald aantal in-
legplaatsen maakt men gebruik van twee flexibele me-
talen schijven, die zodanig schuin ten opzichte van
elkaar zijn geplaatst, dat zij elkaar aan de voorzijde
raken. De rechterschijf wordt via tandwielen en de
linker- via een veer door de loopwielen aangedreven,
fig. 19. Voor de plaats waar de twee schijven elkaar
raken wordt een plant, met de wortels naar buiten, tus-
sen de schijven gestoken. Het tempo, waarmee de in-
legger de planten tussen de plantschijven legt, bepaalt
de plantafstand in de rij.
Er is om een gelijkmatige plantafstand te krijgen een seinratel aangebracht.
Deze bestaat uit een naaf met uitstekende instelbare pennen, die over
de grond lopen, fig. 20. Door de lengte van het uitstekende deel van de
pennen te veranderen wordt de afstand tussen de punten van de pennen en
daarmee het aantal omwentelingen van de naaf per meter afgelegde weg veranderd.
Bij iedere kwart omwenteling raakt een nok een verende klepel, die dan
een korte tik tegen een bel geeft. Op dit signaal dient de inlegger een
plant tussen de schijven te leggen.
b. Een machine, die veel met de vorige overeenkomt,
heeft twee schuingeplaatste schijven met plantenhou-
ders, fig. 21. De plantschijven worden door middel van
tandwielen door het linker loopwiel aangedreven. De
planter legt een plant in de rubber plantenhouder, die
als gevolg van de schuine stand van de schijven bij het
draaien worden gesloten. Op het moment dat de plant
rechtop in de plantsleuf staat drukken de loopwielen de
grond aan en laat de plantenhouder de plant los.
De plantafstand wordt veranderd door het aantal plan-tenhouders of de
overbrenging tussen het loopwiel en de plantschijven te wijzigen.
Een ander merk plantmachine heeft een schijf met aan de omtrek van schuimplastic
voorziene verende klemmen, fig. 22. De schijf wordt via kettingen door
de loopwielen aangedreven. Boven zijn de klemmen geopend en legt de inlegger
er een plant in. Bij het naar beneden gaan loopt het verende deel van
de klem langs een naast de schijf gelegen beugel, zodat de klem wordt
dichtgedrukt. Daar waar de plant moet worden losgelaten houdt de beugel
op en gaat de klem weer open.
afstelling
De gemaakte voor dient dieper te zijn dan de gewenste plantdiepte, dit
om te voorkomen, dat de planten met kromme wortels in de grond komen.
Het is duidelijk, dat de lengte van het buiten de schijf uitstekende deel
van de planten de plantdiepte eveneens sterk beïnvloedt. Ondiep te
planten materiaal mag dan ook slechts weinig uitsteken. De afstand tussen
de planten in de rij wordt bij de
|
fig. 19-IV
|