In de U.S.A. en in Engeland worden wel maaibalken met een extra goed uitgebalanceerde aandrijving toegepast, zodat er hoge krukastoerentallen mogelijk zijn. Bij de aandrijving volgens Elfes wordt de uitbalancering door een extra tuimelaar met tegengewicht verkregen, fig. 19. Massey-Ferguson past twee gekoppelde tegen elkaar indraaiende krukschijven met tegengewichten toe, fig. 20. Bij vele machines kan men het mes door veranderen van de lengte van de drijfstang op de juiste plaats in de vingerbalk stellen, fig. 16. Het komt echter ook voor dat de drijfstang een vaste lengte heeft en men het mes moet stellen door de vingerbalk verder van of dichter bij de krukas te plaatsen, bijvoorbeeld door het bijplaatsen of wegnemen van vulringen of door het langer of korter maken van de hoofdstaaf van het hulpraam. De drijfstang zit meestal met een snelsluiting aan de meskop. Bij Mc.Cormick worden de lepels door het verdraaien van een tuimelaar door wigvormige vlakken naar elkaar toe of uit elkaar gedrukt, fig. 21. Bij verschillende andere machines, fig. 22, worden de verende lepels door een hefboom naar elkaar toegetrokken. De hefboom kan achter een haak worden vastgezet. Er is verder een groot aantal maaibalken, waarbij het mes door een bout en een bus met de drijfstang wordt verbonden. In dit geval moet wegens het voor- en achteroverstellen van de balk een zelfinstellend kogellager op de krukpen worden gebruikt. De algemeen toegepaste V-snaaroverbrenging tussen de hoofdas en de krukas dient tevens om overbelasting van de mesaandrijving bij vastlopen van het mes te voorkomen. |
fig. 19-VIII fig. 20-VIII |
fig. 21-VIII
|
vorige pagina <<< Inhoud >>> volgende pagina