Nederlandse index
Homepage
English index

 

Gaat dit niet, dan zal men de haak door losdraaien van de spanmoer zo ver moeten losmaken, dat er ruimte tussen de touwklem en de touwhouderschijf komt, of dat men de touwklem kan wegnemen.
Voor- of achterlopen van de touwhouderschijven heeft tot gevolg, dat de naald het touw niet correct in de uitsparing kan leggen. Het wordt dan niet of niet goed ingeklemd en vaak ook niet geknoopt en doorgesneden. Dit type storing komt vooral bij de Deering knopers voor en wordt meestal veroorzaakt door een verkeerde stand van de aandrijfworm. In de correcte stand staat de touwhouderschijf met zijn bovenste uitsparing vlak bij het begin van de touwklem. Men kan de touwhouderschijven iets ten opzichte van de andere delen verdraaien door de worm hoger of lager te stellen. In het laatste geval zal men de worm moeten demonteren en een vulring tussen de worm en het lager moeten plaatsen. Indien de worm te laag staat is dit veelal een gevolg van loslopen van de moer, waarmee de worm op zijn as zit bevestigd. Het kan uiteraard ook komen door het monteren van een te dikke vulring. Indien de touwhouderschijf 1/12 omwenteling verkeerd staat, zodat er in rust geen vrije uitsparing is, wordt dit veroorzaakt door het over 180° verdraaid monteren van de worm. Bij de Mc. Cormick en de Massey-Harris binderknopers wijst voor- of achterlopen van de touwhouderschijf, respectievelijk touwhouderring op een te grote speling tussen de vlakke kant van het aandrijfrondsel en de pasrand van het schakelwiel; op ruimte in de aandrijving of op een getordeerd aandrijfasje. Men zal een eventuele speling, indien nog mogelijk, door bijstellen of anders door het vervangen van versleten delen moeten opheffen. Men dient bij het demonteren met enige voorzichtigheid te werk te gaan. In verschillende gevallen zal men eerst een of meer bevestigingspennen moeten uitdrijven, waarna de verdere demontage vaak erg meevalt.

knoperbekstoringen

Een knoperbek mag nergens ingesleten of roestig zijn. Hij moet in rust in de richting, waarin de knoop er wordt afgestreken, wijzen.
Verder moet de bovenlip, indien niet onder spanning, gemakkelijk bewegen. Tenslotte moet hij op het juiste moment openen en sluiten. Het hangt bij knoperbekstoringen van de soort storing af wat men het eerste controleert.
Is de knoop op de bek blijven hangen, dan controleert men eerst of de bek misschien roestig of haakvormig ingesleten is. Is dat in orde, dan kan men nagaan of de bekspanning correct is (± 8 kg). Daarna zal men eventueel moeten nagaan of de bovenlip goed vrij kan bewegen. Bij een nieuwe knoper komt het wel eens voor, dat er verf in de bek is gekomen en dat de bovenlip daardoor veel te moeilijk beweegt.

Kan men zo op het oog niets vinden, dan kan men proberen de bekspanning iets te verlagen en daarna de werking weer controleren. Men moet om de bek te vervangen een bevestigingspen uitdrijven, waarna men het rondsel en daarna de as met de bek kan demonteren. Op de bek blijven hangen van de knoop kan ook een gevolg zijn van een niet correcte ruststand. Is dit het geval, dan zal men eerst kijken of de knoperas in rust correct staat en dit zo nodig corrigeren. Is dit in orde, dan kan men nagaan of er overmatige speling of slijtage in de pasranden zit. Is ook dit in orde, dan is hoogstwaarschijnlijk de as getordeerd en zal hij moeten worden vervangen.
Heeft de bek het touw bij het knopen laten slippen, dan zal men eerst kijken of de bek wel goed gesloten is. Mocht dit niet het geval zijn, dan zal men de bek door met de hand doordraaien van het bindapparaat moeten openen en eventueel een in de bek zittende graankorrel of een ander obstakel er uit moeten halen. Zit er geen vuil in, dan kan niet goed sluiten door een versleten leirail of een gebroken spaninrichting worden veroorzaakt.
Men zal dan de defecte delen moeten vervangen. Is de bek wel goed gesloten, dan zal men de bekspanning (± 8 kg) moeten controleren en zo nodig bijstellen. Is hij te laag, dan is het aan te bevelen even te kijken of de spanveer of de leirail wel in orde zijn. Het kan ook zijn, dat de bek het touw laat slippen, omdat hij door een verkeerde stand, een versleten leirail of een versleten rolletje te laat sluit. Een volgende mogelijkheid is, dat de bek niet ver genoeg of te laat opent en dus de touwen niet pakt. Dit komt door een versleten nok. Die moet dan worden opgelast en bijgewerkt, of men moet het knoperraam vervangen. In overgangsgevallen is de werking van de knoper onbetrouwbaar geworden. Men ziet dan wel eens, dat de touwen meestal nog net door de punten zijn gepakt, terwijl de touweinden, als alles in orde is, juist achter de punten zitten. Tenslotte kan het ook uit de bek slippen van de touweinden van een te vroeg doorsnijden komen. Dit wordt meestal door een verbogen afstrijker-mesarm veroorzaakt. Deze moet dan worden gedemonteerd en door bijbuigen worden gericht. Een stroeflopend of vastgelopen knoperbekrolletje krijgt een platte kant, zodat de bekspanning verandert en vaak oncontroleerbaar wordt.

storingen, veroorzaakt door het mesje en de daarmee samenwerkende onderdelen

Hierboven is reeds uiteengezet, dat een te vroeg doorsnijden van het touw losse schoven geeft. Komt het mesje niet ver genoeg, dan wordt het touw niet of niet goed doorgesneden, zodat de knoop niet kan worden voltooid en het touw meestal bij het afstrijken breekt. Niet ver genoeg komen van het mesje kan worden veroorzaakt door een te ver opgeslepen zijn van het mesje of door een verbogen mesarm.

vorige pagina <<<       Inhoud       >>> volgende pagina