Een te grote speling in de drijfstanglagers leidt door
de schoksgewijze belasting onherroepelijk tot een sterk verhoogde slijtage.
Nadat de wagen en de drijfstang weer is gemonteerd moet de wagen weer
worden gesteld, zodat de messen weer met de juiste speling langs elkaar
lopen.
bindorganen
De controle en reparatie van de bindapparaten komt in
principe met die van een binder overeen. Wij zullen hier dan ook uitsluitend
op de verschilpunten wat nader ingaan.
Doordat bij de persen veel meer variatie is dan bij binders,
is het meestal nodig over het betreffende instructieboek te kunnen beschikken.
Men begint steeds met na te gaan of het touw vrij loopt en of alle leiogen,
e.d. nog glad en niet ingesleten of gebroken zijn.
Het vervangen van de vaak toegepaste 'porceleinen' leiogen gaat vlug.
Is het naaldoog ingesleten dan moet men óf de naald of het rolletje
vervangen. Indien beide naalden niet even hoog staan, wordt dit veroorzaakt
door een verbogen naald of doordat de naald niet goed aan het naaldjuk
zit. Men kan de hoogte van de niet correct staande naald in verschillende
gevallen bij de bevestiging van de naald aan het juk bijstellen. Vaak
geschiedt dit door een van de twee bouten los- en de andere vast te
draaien, waardoor de naald iets wordt verdraaid. Het richten van een
verbogen naald is, als hij van plaatstaal is gemaakt, niet altijd gemakkelijk.
Het is dan ook vaak zo dat vervangen goedkoper is dan repareren. Staan
beide naalden weer gelijk dan worden zij door langer of korter maken
van de naalddrijfstang weer volgens het voorschrift op hoogte gesteld.
Het is nodig bij een grote beurt of bij storingen, die met de naalden
samenhangen volgens voorschrift te controleren of de knoperrem of naaldrem
goed werkt. Zonodig moet hij worden bijgesteld en/of de remvoering of
remband worden vervangen. Men kan de knoopapparaten van vele persen
na het verwijderen van één bout om de knoperas opklappen,
zodat men goed bij de er onder liggende delen kan komen. Hier zijn het
vooral de touwvingers, die aandacht vragen. Zij moeten in beide eindstanden
correct staan, terwijl er in de aandrijving geen overmatige speling
mag zitten. Men kan de touwvingers bijstellen door inkorten of verlengen
van de drijfstangen, fig. 101, en soms ook door de bevestiging iets
te verplaatsen. Zijn de aandrijfnok of de leibaan versleten dan zullen
die moeten worden vervangen. Hiervoor is het nodig de knoperas te demonteren.
Het op tijd stellen van het bindmechanisme verschilt van merk tot merk
en van type tot type, reden waarom naar de betreffende instructie- of
werkplaats-boeken wordt verwezen. Er zijn overigens vrijwel altijd afstelmerken
aanwezig.