CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK II — TREKKERMOTOREN

 

Paragraaf 5

MENGSELMOTOREN (Afb. A4)

In fig. 1 en fig. 2 zijn een gedeeltelijke langs- en dwarsdoorsnede van de motor van een Case -trekker type D afgebeeld, waarbij verschillende onderdelen met cijfers aangegeven zijn.

Aan de voorkant van de krukas van deze viercilinder mengselmotor wordt de ventilator aangedreven door middel van een V-snaar die gespannen kan worden door een verstelbare snaarschijf 1 , de ventilator is op de as 2 van de waterpomp bevestigd.

De in de cilinderkop hangende kleppen sluiten af op verwisselbare klepzittingen 3 en vinden geleiding in de klepgeleiders 4 , waaromheen de klepveren 5 zijn aangebracht.

De klepspeling tussen de tuimelaar en de klepsteel kan ingesteld worden door middel van een stelschroef met contramoer 6 .

De tuimelaaras is doorboord zodat een oliekanaal 7 ontstaat, door hetwelk de smering van de tuimelaars verzorgd wordt.

De bougies 8 zijn schuin opzij in de cilinderkop aangebracht.

In de verwisselbare natte cilindervoeringen 9 bewegen de zuigers 10 op en neer. De afsluiting tussen de zuiger en de cilinderwand wordt verkregen door drie compressieveren, waaronder zich nog een olieschraapveer bevindt. Op de nokkenas 12 rusten de klepstoters 11 die door middel van stoterstangen de kleppen via de tuimelaars openen. De krukas is driemaal gelagerd, en wel voor, achter en in het midden. Het middelste hoofdlager 13 is voorzien van kragen, waardoor de krukas ook zijdelings is opgesloten.

De olie uit het carter wordt door de oliepomp 14 via de oliezeef 19 aangezogen (fig. 2) en naar kanaal 16 geperst. Vandaar uit worden alle draaiende delen onder druk gesmeerd. De lagers van de krukas en de nokkenas worden rechtstreeks, de drijfstanglagers 15 door middel van kanalen in de krukas gesmeerd.

Ook de distributietandwielen 18 worden onder druk gesmeerd. Omdat deze tandwielen van schuine vertanding voorzien zijn zal de nokkenas neiging vertonen naar voren te schuiven. Dit wordt voorkomen door een drukstuk 17 .

 

In fig. 3 is de motor van de Moline -trekker type R afgebeeld. De krukas van deze viercilinder trekkermotor is alleen op het voor- en achtereind gelagerd.

De nokkenas wordt op normale wijze met tandwielen door de krukas aangedreven, doch de overbrenging naar de kleppen en de plaatsing van de kleppen is geheel afwijkend.

Tussen de nokkenas en de opzij in de kop aangebrachte horizontale kleppen zijn lange tuimelaars toegepast.

De afgebeelde klep is een uitlaatklep die in geopende stand de verbinding tot stand brengt tussen de cilinder en het uitlaatspruitstuk dat met de uitlaatpijp in verbinding staat.

De inlaatkleppen (niet zichtbaar) staan via het inlaatspruitstuk met de carburateur in verbinding. De carburateur is links naast het cilinderblok zichtbaar.

De cilinderkop is opzij boven tegen het motorblok geschroefd; hierin bevinden zich de bougies.

Het motorblok heeft een gedeeltelijk vaste kop en is met een rand boven op het carter geschroefd; de voeringen zijn niet verwisselbaar.

 

 

 

Blad 10— Zie hierbij Afb. A 4

 

Blad 9           Blad 11

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010