CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK XIII — MOTORSTORINGEN

 

Paragraaf 56

STORINGEN BIJ MENGSELMOTOREN I (Afb. A 68, A 69 en A 70)

 

A. Koude motor wil niet aanslaan

 

1. Brandstoftoevoer.

 

In de eerste plaats gaat men na of er voldoende benzine in de tank is en of de benzinekraan wel open staat.

Bij een petroleummotor is het verder van belang, na te gaan of de petroleumkraan dicht is en de vlotterkamer van de carburateur met benzine en niet met petroleum gevuld is.

Als het luchtgaatje in de dop van de benzinetank verstopt is, zal de benzine niet willen stromen; dit is met doorsteken gemakkelijk te verhelpen. Als men de vlotter even neer kan drukken of de vlotternaald oplicht, kan men nagaan of er voldoende benzine toestroomt; is dit niet het geval, dan bestaat de kans dat de benzineleiding of de zeef in het bezinkselglaasje verstopt is.

Bij strenge vorst kan het zelfs voorkomen, dat eventueel in de benzine voorkomend water bevriest; men kan deze verstopping opheffen door de leiding met perslucht door te blazen en de zeef schoon te maken. Is er ijs gevormd onder in de tank, dan kan men dit het beste laten ontdooien op een verwarmde plaats, waarna men de tank grondig reinigt; dit reinigen van de tank wordt eigenlijk veel te weinig gedaan, in de regel niet eerder dan wanneer men verstopte zeven of sproeiers gehad heeft. Door de tank op geregelde tijden schoon te maken kan men deze storingen voorkomen.

 

2. Carburatie.

 

Voor het aanzetten van een koude motor is een rijk mengsel nodig. Dit kan verkregen worden door de luchtklep (choke) dicht te trekken en eventueel de sproeiernaald open te draaien. Is de sproeiernaald te weinig geopend of is de doorlaat verstopt dan zal er te weinig benzine geleverd worden en dus een te arm mengsel ontstaan. Men kan dit verhelpen door de sproeiernaald goed af te stellen of de sproeier door te blazen. Van te voren moet men echter nagaan of er wel voldoende brandstof in de vlotterkamer kan toestromen. Te veel lucht kan ook veroorzaakt worden door een luchtlek tussen carburateur en aanzuigspruitstuk.

Zit de carburateur niet goed vast, of is de pakking beschadigd, dan zal hierlangs verse lucht in de motor komen. Men kan dit herstellen door de pakking eventueel te vernieuwen en de bevestigingsbouten goed aan te draaien.

Ook een te rijk mengsel kan oorzaak zijn van slecht aanslaan; heeft men de luchtklep te lang dicht gehouden, dan is er kans op dat er te veel benzine aangezogen wordt die niet meer verdampt. Dit kan veroorzaakt worden doordat de vlotternaald niet goed afsluit, of de vlotter blijft kleven door gomvorming in de benzine.

Een te ver opengedraaide sproeier heeft hetzelfde gevolg. Is de fout in de vlotterkamer gelegen, dan moet men deze schoonmaken. Te veel olie in de luchtfilter geeft ongeveer dezelfde verschijnselen als een te vet mengsel; rokende uitlaat en vette bougies. Dit kan gemakkelijk gecontroleerd worden door de oliebak weg te nemen en de motor aan te zetten zonder luchtfilter.

 

 

Blad 111 Zie hierbij Afb. A 68

 

Blad 110           Blad 112

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010