CURSUS LANDBOUWTREKKERS
HOOFDSTUK II — TREKKERMOTOREN
Paragraaf 6
DIESELMOTOREN (Afb. A 5 en 6)
In fig. 1 van afb. A 5 is de M.A.N. motor type M afgebeeld. Op de krukhalzen zijn de drijfstangen gelagerd door middel van loodbronzen lagerschalen. De scheiding van de drijfstang en de kap is onder een hoek van 45° aangebracht om de montage te vergemakkelijken. De cilinders zijn voorzien van droge voeringen, die aan de onderkant met een ring opgesloten worden, waardoor ze niet naar beneden kunnen zakken. In de zuigerkop bevindt zich een bolvormige verbrandingskamer waarboven de verstuiver is geplaatst. Dit is dus een motor met directe inspuiting. Door de vorm van de verbrandingskamer en de richting waarin de verstuiver de brandstof inspuit heeft men kunnen bereiken, dat dit motortype bijna geruisloos loopt.
De kleppen zijn voorzien van dubbele veren. Twee betrekkelijk dunne veren kunnen de klep snel sluiten; er treedt minder trilling op, terwijl deze twee veren veel soepeler zijn dan één dikke veer. De M.A.N.-trekkers worden meestal uitgevoerd met vierwielaandrijving. Ook in de vooras bevindt zich dan een differentieel; in de aandrijfas tussen voor- en achterwielen is een veiligheidskoppeling toegepast om bij het maken van bochten het verschil in afgelegde weg tussen voor- en achterwielen te kunnen corrigeren. De achterwielen maken nl. meestal een kortere bocht dan de voorwielen.
In fig. 2 is de motor van de Caterpillar-rupstrekker type D 6 afgebeeld. De krukas van deze zescilindermotor is zevenmaal gelagerd. De drijfstangen zijn zwaar uitgevoerd en ten dienste van de smering van de zuigerpen doorboord.
Op de zuigers bevinden zich drie compressieveren en twee olieschraapveren.
In het cilinderblok zijn verwisselbare natte cilindervoeringen aangebracht. De nokkenas drukt tegen een klepstoter, die via een stoterstang de beweging overbrengt op een tuimelaar, waarmede de klep geopend wordt. Links is de smeeroliefilter geplaatst; schuin onder de filter bevinden zich de smeeroliepomp (tandwielpomp) en de ontlastkogelkleppen. Aan de rechterkant van de motor is de brandstofpomp aangebracht. De persleidingen hiervan staan in verbinding met de verstuivers. Deze brengen de brandstof naar de zich bovenop de cilinder bevindende voorkamers waarin de eerste fase van de verbranding plaats vindt; dit is dus een dieselmotor met indirecte inspuiting.
In de overgang tussen het cilinderblok en de -kop is een koelwatergeleider aangebracht.
In fig. 3 en 4 zijn respectievelijk de dwars- en langsdoorsnede van de Güldner-trekker type ADN afgebeeld.
In de cilinder, voorzien van een natte voering 1 , beweegt zuiger 2 voorzien van drie compressieveren en twee olieschraapveren op en neer. De drijfstang 3 is aan de bovenkant voorzien van een door spatsmering gesmeerd bronzen lagertje dat om de zuigerpen 4 scharniert. Het drijfstanglager 5 op de krukas 6 heeft druksmering door middel van kanalen in de krukas.
De hoofdlagers van de krukas worden gevormd door een recht rollenlager 7 en een dubbelrijig rollenlager 8 . Op het achtereind van de krukas is het vliegwiel 9 door middel van een moer en een tapse bus bevestigd. De nokkenas 10 beweegt door middel van klepstoters 11 en tuimelaars de kleppen 12 en 13 .
Blad 12 — Zie hierbij Afb. A 5
|
Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010 |