CURSUS LANDBOUWTREKKERS
HOOFDSTUK II — TREKKERMOTOREN
De brandstofpomp 15 wordt eveneens door de nokkenas aangedreven en ontvangt de brandstof via filter 14 . Door de persleiding wordt de brandstof onder hoge druk naar de verstuiver 16 geperst en in fijn verdeelde toestand in de wervelkamer gespoten.
Bij het koud starten kan men gebruik maken van een lont welke in de lonthouder 17 wordt gestoken. De meeste trekkermotoren hebben in plaats hiervan een gloeispiraal.
Met de décompressiehandel 18 kan men de kleppen iets openen, zodat de motor gemakkelijk met de hand aangedraaid kan worden. Op het kleppendeksel bevindt zich de ontluchtingsdop 19 voor de carterventilatie. Opzij van het carter zijn olievuldop 20 en oliepeilstok 21 aangebracht.
Onder in het carter wordt de oliezeef 22 vastgehouden door een deksel 23 . De waterpompas 24 is gelagerd op twee van vetsmering voorziene kogellagers.
Het koelwater uit het cilinderblok kan afgetapt worden door het aftapkraantje 25 .
Links van de krukas in fig. 3 is de startmotor 26 aangebracht. Tegen het vliegwiel is het koppelinghuis 27 zichtbaar waarin de koppeling gemonteerd wordt (zie ook fig 2, afb. A3).
De cilinders zijn bij deze motor van de achterkant af (dus bij het vliegwiel) genummerd; meestal begint de nummering bij de voorkant (dus bij de distributietandwielen).
In fig. 1 van afb. A 6 is de Deutz luchtgekoelde dieselmotor afgebeeld. Inplaats van de bij water koeling gebruikelijke koelwaterruimte zijn cilinder en cilinderkop hier omgeven door koelribben. Door middel van een door de motor aangedreven ventilator en een geleidingskanaal wordt een luchtstroom, welke de overtollige warmte afvoert, langs de ribben gevoerd.
Bij deze motor wordt de koelluchtventilator door middel van een V-snaar aangedreven; bij een ander type is een schoepenwiel direct aan het vliegwiel verbonden.
Men fabriceert bij Deutz afzonderlijke cilinders van resp. 11 en 15 pk en bouwt hiermede motoren van uiteenlopend vermogen door verschillende cilinders naast elkaar te plaatsen. Dit systeem heeft voordelen zowel bij de fabricage alsook bij reparatie.
Bij dit type dieselmotor is indirecte inspuiting toegepast d.m.v. een wervelkamer. Hierin is de verstuiver aangebracht en naast de verstuiver de gloeispiraal welke dient om de verbrandingskamer vóór het starten te kunnen verwarmen.
In fig. 2 is een gedeelte van een G.M.C. tweetactdieselmotor afgebeeld. De cilinder bestaat hierbij uit een droge voering (fig. 2a). In het midden van deze voering is een groot aantal gaten geboord, die dienst doen als inlaatpoorten.
Bij dit type tweetactmotor wordt de inlaatlucht niet in het carter aangezogen maar is een aparte compressor toegepast welke de cilinder met samengeperste lucht vult als de zuiger in de onderste stand staat. In de cilinderkop is een door een bovenliggende nokkenas bediende klep aangebracht. Deze klep doet alleen dienst als uitlaatklep.
Blad 13 — Zie hierbij Afb. A 5 en A 6
|
Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010 |