CURSUS LANDBOUWTREKKERS
HOOFDSTUK XIII — MOTORSTORINGEN
Paragraaf 58
STORINGEN BIJ DIESELMOTOREN I ( Afb. A 73)
A. Koude motor wil niet aanslaan
1. Brandstof toevoer.
Allereerst controleert men de brandstofvoorraad in de tank, daarna de stand van de kraan aan de tank.
Vervolgens ontlucht men het brandstofsysteem tot aan de verstuiver. Hiermede heeft men meteen al een zekere controle op de brandstofpomp; wanneer deze niet werkt kan men dit direct merken. Hierover meer onder A. 3.
Verder kan het brandstof filter verstopt zijn: deze kan men schoon maken of vernieuwen.
Tenslotte kan ongeschikte brandstof ook nog de oorzaak zijn van niet willen starten.
2. Compressie.
Men kan gemakkelijk nagaan of deze voldoende is, door de krukas met de slinger rond te draaien. Draait deze te gemakkelijk rond, dan is de compressie onvoldoende. Dit kan veroorzaakt worden door lekke of vastzittende zuigerveren. Zie A. 2, Gloeikopmotoren.
Verder kunnen de kleppen lekken, doordat een klepveer gebroken is of de spieën verdwenen zijn. Vuil tussen klep en zitting kan verwijderd worden door de cilinderkop af te nemen en de kleppen op te schuren. Ook kan de koppakking stuk zijn; is dit het geval dan moet deze vernieuwd worden. Is het luchtfilter verstopt, dan kan de motor niet voldoende lucht aanzuigen en is daardoor de compressiedruk ook te laag. Filterelementen schoonspoelen en de oliebak tot het voorgeschreven peil vullen.
3. Verstuiving.
Wanneer de brandstofpomp te weinig druk levert, dan kunnen de verstuivers ook niet goed werken. Dit is te controleren door de afvoerleidingen van de pomp met een blindkegel af te stoppen en de pomp met de hand te bewegen. Nog beter is het hiervoor een meter te gebruiken (manometer van reduceerventiel) en de druk af te lezen. Een klein vuiltje tussen de kleppen van de pomp, vooral de zuigkleppen, kan reeds oorzaak zijn van drukverlies. Ook kan de plunjer blijven hangen.
Eerst wanneer men zeker weet, dat de brandstofpomp goed werkt kan men de verstuivers controleren. Werkt één van deze onvoldoende, dan is het zaak deze schoon te maken, terwijl zo nodig beschadigde onderdelen door nieuwe worden vervangen. Een goede oplossing is een nieuwe verstuiver te bestellen en de slechtwerkende naar de dealer op te sturen, waarna deze als reserve dienst kan doen. Behalve schoonmaken kan men beter zelf niets aan een verstuiver doen. De afstelling kan men controleren en afstellen, mits men in het bezit is van de daarvoor benodigde apparaten. Tenslotte kan het moeilijk starten van een koude motor in verband staan met het voorverwarmingssysteem. Het is daarom van belang de verschillende startsystemen goed te kennen. Vanzelfsprekend moet de brandstofhefboom in een zodanige stand staan, dat de pomp ook inderdaad brandstof kan leveren.
Blad 133 — Zie hierbij Afb. A 70, A 71, A 72 en A 73
|
Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010 |