CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK III — MOTOR-ONDERDELEN

 

Bij andere krukassen komt het voor dat deze tweemaal en soms zelfs driemaal geslepen kunnen worden. Men kan dit niet te ver doorvoeren, want dan wordt de krukas te zwak.

Ook wordt wel het systeem van ruilkrukassen toegepast.

Zijdelings mogen de drijfstangen wel enige speling op de krukas hebben, maar ook niet meer dan .004 " tot .010 " (0,1 tot 0,25 mm).

Bij het vastzetten van de bouten van de lagerkappen dient men gebruik te maken van een torsie-, koppel- of momentsleutel, waarop men af kan lezen met hoeveel voetponden of hoeveel m/kg men de bouten vastzet. Een moderne methode voor het vaststellen van de lagerspeling is deze te meten met plasticdraadjes. Deze zijn in verschillende maten in de handel nl. groen .001 - .003 ", rood .002 - .006 " en blauw .004 - .009 ".

In fig. 6 ziet men een draadje in de lagerkap liggen. In verband met de oliekanalen in de krukas legt men het draadje ongeveer 1/2 cm uit het midden. Daarna wordt de kap gemonteerd en de bouten tot de vereiste spanning aangetrokken.

De krukas mag niet draaien, maar men moet de bouten weer losdraaien en de kap afnemen.

Het plastic vindt men dan breed uitgeperst op de krukas of in het lager (fig. 7) terug. Door middel van een bij de verpakking behorend maatpapiertje wordt de breedte opgemeten van het platgedrukte plastic. Deze breedte geeft aan hoeveel duizendste inch de dikte van het platgedrukte plastic is. In fig. 7 blijkt dit .005 " te zijn.

Voor een mengselmotor is dit in het algemeen te veel en zullen er nieuwe lagers gemonteerd moeten worden.

Voor een dieselmotor valt deze ruimte nog binnen de toegestane speling. Bij het monteren van nieuwe lagerschalen moet de lagerschaal iets oversteek hebben ten opzichte van de lagerkap (fig. 8). Hierdoor wordt bij het aantrekken der bouten een zekere voorspanning tussen lager en kap verkregen, waardoor de borgpen in fig. 1 of de lip in fig. 5 niet zo zwaar belast worden. De oversteek moet ± .003 " of 0,09 mm bedragen. Bij sommige trekkermotoren worden in plaats van glijlagers rollenlagers toegepast.

 

KRUKAS EN KRUKASLAGERS (Afb. A 11)

 

Naast het voorste en het achterste hoofdlager van de krukas moet een olieafdichting worden aangebracht om te voorkomen dat de smeerolie naar buiten lekt. De oliekering kan bestaan uit kurk of vilt; bij enkele motortypen worden simmerringen toegepast.

Wanneer een kurkpakking voor afdichting is toegepast (fig. 1) dan is het van groot belang dat deze pakkingring de juiste lengte heeft en in de getekende stand gemonteerd wordt.

De draairichting van de krukas 5 is zodanig dat de aanzetlip van de kurkring 3 a.h.w. meeloopt. Tussen de bovenkap en de onderkap is nog een dunne kurkplaat 4 gelegd. Deze moet precies tegen de kurkring aansluiten.

 

In fig. 2 is de montage van de achterste hoofdlagerafdichting aangegeven. Eerst moet men de bouten 1 en 2 aanhalen, daarna de bouten van de bovenkap 3, 4 en 5 en ten slotte de bouten 6, 7, 8 en 9 van de onderkap .

Wanneer de kurk- of viltafdichting uit twee delen bestaat moeten deze bij de montage iets boven de scheiding van de vlakken uitkomen, dus a.h.w. iets te groot zijn om een goede afdichting te verkrijgen (fig 2, afb. A 10 links).

 

 

Blad 25 — Zie hierbij Afb. A 10 en A 11

 

Blad 24           Blad 26

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010