CURSUS LANDBOUWTREKKERS
HOOFDSTUK III — MOTOR-ONDERDELEN
Paragraaf 10
KLEPPEN EN KLEPBEWEGING (Afb. A 12)
De kleppen regelen de werking van de viertactmotor; ze worden geopend door de nokkenas en weer gesloten door veren.
De nokkenas maakt het halve aantal omwentelingen van de krukas; de aandrijving vindt plaats door tand- of kettingwielen. Naar de stand van de kleppen in het motorblok kunnen de kleppen in 3 groepen verdeeld worden:
Staande kleppen , gewoonlijk zijkleppen genoemd, fig. 1; hangende kleppen , gewoonlijk kopkleppen genoemd, fig. 2; horizontale of zijkleppen , fig. 3. De staande kleppen (fig. 1) worden door de nokkenas geopend via een klepstoter . Deze klepstoter is dikwijls iets naast het midden van de nok aangebracht. Hierdoor zal bij elke beweging de stoter iets verdraaien en daardoor regelmatiger afslijten dan wanneer de stoter alleen op en neer gaat en steeds op dezelfde plaats door de nok geraakt wordt. Op de klepstoter is een stelschroef met contramoer aangebracht waarmede de klepspeling wordt ingesteld. De klepstoter drukt tegen de klepsteel , welke in de klepgeleider op en neer beweegt.
De klepschotel rust op de klepzitting ; de afsluiting tussen schotel en zitting moet vanzelfsprekend gasdicht zijn.
In het onderste gedeelte van de klepsteel is een groef aangebracht waarin de klepspieën (halve maantjes) passen. Door deze spieën wordt de veerschotel en daarmede de klepveer op zijn plaats gehouden. In fig. 2 is de hangende of kopklep afgebeeld.
De aandrijving hiervan vindt eveneens plaats door de nokkenas, waarvan de beweging via een stootstang en een tuimelaar op de klep wordt overgebracht. Ook hier weer een klepveer met schotel en spieën, een klepgeleider en een klepzitting, alsmede een stelinrichting voor de klepspeling. Het voordeel van een hangende klep boven een staande is gelegen in het feit dat de hangende klep een betere en snellere vulling van de motor mogelijk maakt. Ook is de vorm van de verbrandingskamer meestal idealer dan die van een zijklepmotor.
Alle snellopende mengselmotoren en alle dieselmotoren zijn uitgerust met hangende kleppen.
De horizontale of zijklep (fig. 3) is eveneens met een tuimelaar uitgerust; de tuimelaar wordt direct door de nokkenas bediend. Deze constructie vindt weinig toepassing.
Het is alleszins begrijpelijk dat aan kleppen en klepmechanisme hoge eisen gesteld worden; vooral de uitlaatkleppen komen intensief in aanraking met de zeer hete verbrandingsgassen (± 2000° C). De klep moet volkomen gasdicht afsluiten, het openen en sluiten moet zeer snel plaatsvinden en hoewel de klepsteel gemakkelijk in de geleider op en neer moet kunnen gaan, mag er toch geen smeerolie naar de verbrandingsruimte lekken; dit laatste te voorkomen is speciaal bij hangende kleppen een moeilijke opgave. De klepspeling dient om te voorkomen dat een klep, die door de warmte uitzet en daardoor langer wordt, niet goed meer zou sluiten. De speling moet in koude toestand gecontroleerd en ingesteld worden. Deze varieert van 0,2—0,5 mm; de juiste maten, welke voor de in- en uitlaatkleppen meestal verschillend zijn, zijn in de instructieboekjes vrijwel altijd aangegeven. Te veel speling van de inlaatklep veroorzaakt te laat openen en te vroeg sluiten van de klep waardoor de vulling van de cilinder niet volledig is, terwijl bij te veel speling van de uitlaatklep de afvoer van de gassen in het gedrang komt.
Blad 27 — Zie hierbij Afb. A 12
|
Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010 |