CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK III — MOTOR-ONDERDELEN

 

De kleppen worden zodoende niet beschadigd, terwijl ze ook niet verwisseld kunnen worden. Voordat men verder iets aan de kleppen gaat doen is het van belang om klep, zitting en klepgeleider grondig te reinigen van kool en vet. Daarna controleert men de speling tussen klep en klepgeleider; is deze te groot dan moeten de geleiders vernieuwd worden. Ruime inlaatklepgeleiders kunnen oorzaak zijn van olieverbruik of van ongelijk inslaan van kleppen en zittingen, waardoor er van de afsluiting niet veel meer verwacht mag worden.

De oude klepgeleiders kunnen uit het blok of de kop geperst worden terwijl nieuwe klepgeleiders op dezelfde wijze aangebracht kunnen worden waarbij men er op moet letten dat de uitlaatklepgeleiders vaak een grotere speling hebben dan de inlaatklepgeleiders. Zijn de kleppen nog bruikbaar dan kan men deze het beste op een kleppenslijpmachine laten slijpen; ook de zittingen moeten een zelfde bewerking ondergaan. Pas daarna vindt het kleppen schuren plaats (fig. 4).

Onder de klep wordt een lichte hulpveer aangebracht. De klep wordt ingesmeerd met een kleine hoeveelheid schuurpasta en door middel van een kleppenschuurstokje met zuignap tussen de handen heen en weer gedraaid en daarbij met geringe kracht op de zitting gedrukt (fig. 4a). De druk naar beneden laat men zo nu en dan ophouden waardoor de klep de stand aanneemt, zoals in figuur 4b aangegeven is. Om te controleren of de klep goed afsluit maakt men klep en zitting schoon en geeft men hierop drie potloodstreepjes, waarna de klep over de zitting gedraaid wordt; wanneer daarna de potloodstreepjes verdwenen zijn is de afdichting goed.

Om te controleren of een klepsteel krom is kan men gebruik maken van een reepje sigarettenpapier. Is de steel recht dan moet de klemming tussen klep en zitting overal gelijk zijn.

Indien nodig moeten de einden van klepstelen, stoters of tuimelaars vlak geslepen worden. Voor men er toe over kan gaan de kleppen weer te monteren moeten eerst de klepveren gecontroleerd worden. In het boekje met voorschriften kan men vinden hoeveel gewicht nodig is om de klepveren tot een bepaalde lengte in te drukken; hiervoor zijn ook gereedschappen in de handel.

Na het aanbrengen van de kleppen, klepveren en klepschotels moet de veer ingedrukt worden voor de montage van de klepspie.

Zijn op deze wijze alle kleppen gemonteerd, dan kan de kop op het cilinderblok worden geplaatst.

Om niet het risico van lekkage te lopen verdient het aanbeveling een nieuwe koppakking aan te brengen. Deze wordt met vet ingesmeerd en voorzichtig over de tapeinden geschoven. Is de koppakking van een merk voorzien, dan moet dit aan de bovenzijde komen; bij ontbreken van een merk moeten de omgefelsde randen naar boven gericht zijn.

De aanzetvolgorde der kopbouten is in fig. 5 afgebeeld. Men begint hierbij steeds met de middelste bout licht aan te zetten terwijl men daarna spiraalvormig naar buiten werkt.

Vervolgens worden weer van het midden uit alle bouten iets zwaarder aangezet. Men kan echter het beste gebruik maken van een torsiesleutel, waarmede alle bouten met een voorgeschreven spanning worden aangehaald.

Op afb. A 59 tot en met A 67 kan men de aanzetspanning van de bouten voor verschillende typen trekkers vinden.

 

 

Blad 30 — Zie hierbij Afb. A14

 

Blad 29           Blad 31

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010