CURSUS LANDBOUWTREKKERS
HOOFDSTUK IV — SMERING
Het einde van de olieleiding reikt tot aan het voorste hoofdlager, waar tevens de distributie-tandwielen gesmeerd worden. De overige motoronderdelen in het carter worden door de rondspattende olie gesmeerd.
Ook bij het druksmeersysteem bevindt zich olie in het carter (zie fig. 2, afb. A 15) waarin de zuigleiding van de oliepomp uitkomt, welke leiding aan het eind voorzien is van een smeeroliezeef. De oliepomp perst de olie naar de hoofdlagers en de nokkenaslagers. De krukas is doorboord en langs deze weg worden de drijfstanglagers gesmeerd; aangezien de drijfstangen ook doorboord zijn kunnen hierdoor de zuigerpenlagers gesmeerd worden. Bij het achterste nokkenaslager bevindt zich de aansluiting van de oliedrukleiding welke via de doorboorde tuimelaars de draaipunten van de tuimelaars en ook de klepstoters van olie voorziet. Soms gaat de olieleiding door één der tuimelaarsteunen en moet men er bij de montage goed op letten, dat het oliegat in de tuimelaaras in de juiste stand komt (zie fig. 3). Boven het voorste hoofdlager is nog een opening aangebracht voor smering van de distributietandwielen; bij het achterste hoofdlager is een opening in het systeem voor de smering van het kogellager in het vliegwiel. Tenslotte gaat er een olieleiding naar het oliefilter, waarna de olie, na gezuiverd te zijn, weer in het carter terugstroomt.
Vóór het filter bevindt zich een oliedrukmeter waarop de druk af te lezen is. Men moet er steeds op letten, dat de smeerolie op het juiste peil staat en dat de oliedrukmeter voldoende druk aanwijst.
Voor het verversen kan gebruik worden gemaakt van de aftapstop. Ook moet men de onderkant van het carter regelmatig schoonhouden, omdat anders de olie onvoldoende afkoelt; bij sommige typen wordt wel een aparte oliekoeler aangebracht.
Het is van groot belang steeds de door de fabrikant van de trekker voorgeschreven olie te gebruiken. Het proberen van onbekende goedkope oliesoorten is zeer riskant en daarom niet aan te raden.
De druksmeersystemen kunnen wat betreft de plaatsing van het filter in twee groepen worden verdeeld:
a. het filter is parallel aan het druksysteem geplaatst;
b. het filter is in serie met het druksysteem geplaatst.
In fig. 1 van afb. A 16 is het druksmeersysteem van de Massey Harris-Ponytrekker afgebeeld, waarbij het filter parallel is geplaatst.
Het motorcarter is gevuld met een hoeveelheid smeerolie welke door de pomp via de drukleiding naar een cilindrisch oliefilter wordt gevoerd. Boven dit filter is de ontlastklep aangebracht. Als de smeeroliepomp goed functioneert zal deze een iets te grote capaciteit hebben zodat de overtollige olie via de ontlastklep weer naar het carter terugstroomt.
Door het filter kan de olie in de hoofdleiding komen. Hierop zijn door middel van aftakkingen de hoofdlagers van de krukas aangesloten. De doorgaande leidingen dienen voor het smeren van de nokkenaslagers. Van het middelste nokkenaslager af gaat een verticale leiding naar de tuimelaaras. Hierin bevinden zich acht gaatjes, waardoor de tuimelaars gesmeerd worden. De drijfstanglagers worden gesmeerd uit de hoofdlagers door kanalen welke in de krukaswangen geboord zijn. De eerste drijfstang wordt uit het voorste hoofdlager gesmeerd, de tweede en derde drijfstang uit het middelste hoofdlager en de vierde uit het achterste hoofdlager. De smering van de zuigerpen heeft plaats door de opspattende olie; op dezelfde wijze worden ook de klepstoters gesmeerd.
Blad 34 — Zie hierbij Afb. A 15 en A 16
|
Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010 |