CURSUS LANDBOUWTREKKERS
HOOFDSTUK I — WIELTREKKERS
8. WIELEN. Vroeger hadden de trekkers wielen met een stalen velg die al of niet bezet was met pennen.
Tegenwoordig zijn ze uitgerust met lagedruk luchtbanden. De wielen zijn meestal zodanig verstelbaar dat de spoorbreedte aangepast kan worden aan de rijafstand tussen de gewassen.
De voorbanden hebben een overlangs lopende rug om zijdelings wegglijden te voorkomen; de achterbanden zijn voorzien van een in V-vorm verlopend profiel om op zachte bodem voldoende trekkracht te kunnen ontwikkelen.
In de herfst en in het voorjaar zijn speciale antislip- en antidrukwielen (kooiwielen) nodig om het rendement van de trekkers te verbeteren.
9. HYDRAULISCHE HEFINRICHTING. Hiermede worden aan de trekker bevestigde werktuigen opgelicht of neergelaten; soms dient ze tevens als diepteregeling van de aanbouwploeg, cultivator of rooimachine. Meestal is de hefinrichting gecombineerd met een driepuntsophanging van de werktuigen.
De hydraulische hefinrichting werkt met een oliepomp, aangedreven door de motor, welke de olie onder hoge druk naar één of meer hefcilinders perst.
10. ELEKTRISCHE INSTALLATIE. Deze omvat de verlichting aan voor-en achterzijde, de richting wijzers en claxon, alsook de startinstallatie. Hiervoor is een accu nodig, een toestel waarin elektrische stroom opgeslagen of geaccumuleerd is.
De aan de accu onttrokken stroom wordt door de dynamo weer aangevuld.
Vragen § 2.
1. Maak een indeling van de soorten trekkermotoren aan de hand van: stand der cilinders, aantal cilinders, brandstoffen en werkingssystemen.
Noem bij afwijkende typen de u bekende merken.
2. Welke onderdelen treft men aan tussen motor en achterwielen en wat is het doel van elk?
3. Wat weet ge van aftakas en riemschijf?
4. Wat zijn de voor- en nadelen van luchtbanden?
5. Waarvoor dient de elektrische installatie?
6. Bereken de rijsnelheid van een tractor in km/uur, als het volgende gegeven is:
Motortoerental 1600 omw./min.
Overbrenging versnellingsbak 1 : 2.
Overbrenging differentieel 1 : 5.
Overbrenging eindaandrijving 1 : 8.
Bandenmaat 9.00—24 ".
Blad 4 — Zie hierbij Afb. A 1
|
Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010 |