CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK VI — CARBURATEURS EN REGULATEURS

 

Wanneer de gasklep gedeeltelijk wordt geopend zal de stationaire sproeier ophouden te werken, maar dan begint de hoofdsproeier in werking te komen. Bij volledig geopende gasklep (zie fig. 5) zal de zuiging rond de hoofdsproeier zo groot zijn, dat een te rijk mengsel zou kunnen worden gevormd. Als te veel brandstof uit de sproeier wordt gezogen komen de bovenste dwarsgaatjes op een gegeven moment vrij en kan lucht door de gaatjes in de dop toetreden. Dit heeft dezelfde uitwerking als de remlucht in fig. 3. Het mengsel wordt armer naarmate het toerental van de motor toeneemt en door de juiste afmetingen voor het doorlaten van lucht blijft de motor ook bij het hoogste toerental met een mengsel van de juiste samenstelling werken.

 

VALSTROOMCARBURATEURS (Afb. A 23, fig. 1, 2 en 3)

 

In de fig. 1, 2 en 3 van afb. A 23 is de carburateur van het nieuwe type Ford Major-trekker in vooraanzicht en gedeeltelijk in doorsnede afgebeeld. Aan de linkerkant is de aansluiting van de brandstofleiding zichtbaar. Daarachter bevindt zich de vlotternaald , welke bediend wordt door een vlotter (zie fig. 2). De door de motor aangezogen lucht strijkt langs de luchtklep en gaat dan met een bocht naar beneden. De brandstof uit de vlotterkamer kan via de hoofddoseur bij de hoofdsproeier en ook bij de stationaire sproeier komen. Een regelnaald is bij dit type niet afgebeeld, doch na het wegnemen van een dop is er een plaats voor de hoofdregelnaald.

De hoeveelheid brandstof die de stationaire sproeier kan leveren wordt bepaald door de stationaire doseur. De stationaire regelnaald is dicht bij de gasklep geplaatst en is in fig. 1 duidelijk zichtbaar. De voor het stationair draaien benodigde lucht wordt uit het bovenstuk van de carburateur naar beneden gezogen. Daarbij wordt de brandstof volgens de witte stippellijn meegenomen. De overnamegaatjes dienen voor het opvoeren van het motortoerental zonder dat dit met schokken en stoten gepaard gaat. De brandstof uit de hoofdsproeier komt via de kleine diffuseur in aanraking met de naar beneden stromende lucht in de grote diffuseur en gaat dan langs de gasklep naar de vergasser (zie fig. 2). In deze figuur zijn tevens de remluchtdoseur en de remluchtgaatjes in de hoofdsproeier aangegeven. In fig. 3 ziet men dat de gasklep twee aanslagen heeft; een vaste aanslag voor het maximum toerental en een verstelbare aanslag voor het regelen van het stationaire toerental .

In hoofdstuk XIII, Motorstoringen, zullen ook de carburatiestoringen en het opheffen van deze storingen worden behandeld.

 

Paragraaf 21

VERGASSERSYSTEMEN (Afb. A 23, fig. 4—9)

 

De vergasser dient ervoor een petroleum-luchtmengsel zodanig te verhitten, dat de bij normale temperatuur moeilijk in fijne dampvorm te brengen petroleum zodanig wordt vergast, dat deze in de cilinder zo volledig mogelijk verbrandt. Om dit te kunnen bereiken worden er bij verschillende typen trekkers uiteenlopende constructies toegepast.

In fig. 4 en 5 is de vergasser van een Fordson-trekker afgebeeld, waarop de in fig. 1, 2 en 3 besproken valstroomcarburateur is aangebracht. Onder het inlaatspruitstuk is een klep geplaatst, waardoor de verbrande gassen, die het uitlaatspruitstuk verlaten, gedwongen worden rechtstreeks naar de uitlaat te gaan. Deze regeling is in fig. 4 afgebeeld en wordt hoofdzakelijk toegepast indien benzine als brandstof wordt gebruikt.

 

Blad 48 — Zie hierbij Afb. A 22 en A 23

 

Blad 47           Blad 48a

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010