PRAKTIJKCURSUS TREKKERMECANICIEN

DE CARBURATEUR

 

6 De diffuseur . De fouten die hieraan voorkomen zijn meestal een gevolg van onoordeelkundige behandeling. Hij kan verkeerd om geplaatst zijn, of wanneer hij met een klemboutje wordt vastgemaakt, op een verkeerde plaats of in een verkeerde stand gemonteerd zijn.

 

7 De luchtklep . De luchtklep moet soepel bewegen en in geopende stand ook werkelijk helemaal open zijn. Een slecht glijdende bowdenkabel kan oorzaak zijn dat de luchtklep niet helemaal open komt.

 

8 De gasklep . Ook deze moet soepel gaan, terwijl het asje gesloten in de lagertjes moet passen. Zijn de lagertjes uitgesleten dan wordt hierlangs valse lucht aangezogen. De gasklep dient op de juiste wijze gemonteerd te zijn.

 

9 De stationaire sproeier alsmede de stationaire lucht-, brandstof- en mengselkanalen moeten open zijn, terwijl de stationaire regelnaald goed op de zitting moet afsluiten.

 

10 De flens . Om een goed dichte bevestiging te verkrijgen moet de flens zuiver vlak zijn. Om hem vlak te houden moeten bij het monteren van de carburateur de bevestigingsbouten om en om aangedraaid worden. Wanneer een carburateur op een dergelijke manier gecontroleerd is, kan hij weer in elkaar gezet worden, wat ook weer zo veel mogelijk gebeurt in dezelfde volgorde als de brandstof de onderdelen passeert. De pakking tussen de carburateur en het spruitstuk wordt als laatste onderdeel gecontroleerd, waarna de carburateur weer gemonteerd kan worden.

 

 

 

 

Blad 48b — Zie hierbij Af b. B 22

 

Blad 48a           Blad 48c

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010