PRAKTIJKCURSUS TREKKERMECANICIEN
DE CARBURATEUR
Het afstellen (Afb. B 22)
Voor het afstellen van een carburateur gaat men als volgt te werk: De regelnaald A wordt eerst dicht- en daarna twee omwentelingen opengedraaid. Met de luchtschroef B doet men hetzelfde. De stelschroef C wordt zo gedraaid dat de gasklep nog iets open staat. Na het starten en warm draaien van de motor wordt overgeschakeld op petroleum. De regulateurhendel wordt nu op stationair gesteld, waarna de carburateur met B en C bijgesteld wordt. C wordt terug gedraaid waardoor de motor minder toeren gaat maken, maar nog net niet afslaat. Nu wordt B verdraaid. Naar welke kant is niet vooruit te zeggen. Wordt B uitgedraaid dan kan er meer lucht in het stationaire sproeierkanaal komen. Hierdoor zakt het vacuüm in dit kanaal en daardoor ook de opbrengst aan brandstof. Het mengsel wordt dan armer. Wordt B ingedraaid dan heeft het omgekeerde plaats en wordt het mengsel rijker. Met B wordt dus de mengverhouding van het stationaire mengsel veranderd.
Wordt door het in- of uitdraaien van B de mengverhouding beter, dan zal de motor rustiger en ook sneller gaan draaien. Met C wordt nu het toerental weer teruggebracht, waarna B weer bijgesteld wordt. Met B en C laat men de motor zo langzaam mogelijk draaien. Dit gelukt alleen als ook de ontsteking volkomen in orde is.
Om de regelnaald A af te stellen zou men eigenlijk de trekker moeten laten werken, en dan in belaste toestand A bijstellen. Dit is altijd niet mogelijk. Daarom wordt het meestal op de volgende manier gedaan! De regulateurhendel wordt vlug van stationair op vol gas gezet en weer terug. De motor moet dan vlot op toeren komen zonder stotteren, overslaan of wat ook. Komt de motor niet vlot op toeren, dan wordt A een ¼ omwenteling meer opengezet en weer geprobeerd, totdat de motor vlot op toeren komt. Komt bij de eerste keer proberen de motor wel vlot op toeren, dan wordt A een ¼ omwenteling meer dicht gedraaid. Een uitlaatgastester is bij deze afstelling een prachtig hulpmiddel. Is de carburateur op deze manier afgesteld dan moet het stationaire toerental weer iets opgevoerd worden. Wanneer een petroleummotor stationair te langzaam draait, zal bij stationair draaien de motortemperatuur te snel dalen.
Van de luchtschroeven komen twee soorten voor: nl. de kwaliteits- en de kwantiteitsregeling. Het resultaat is bij beide gelijk. Bij de kwaliteitsregeling wordt het mengsel armer wanneer B uitgedraaid wordt. Bij de kwantiteitsregeling zal de hoeveelheid van het mengsel bij uitdraaien groter worden.
Blad 48c — Zie hierbij Af b. B 22
|
Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010 |