CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK VII — ELEMENTAIRE ELEKTRISCHE BEGRIPPEN

 

Paragraaf 23

INLEIDING (Afb. A 26)

 

De elektrische installatie van een landbouwtrekker wordt steeds omvangrijker. Vroeger was er meestal alleen een magneet die voor de ontsteking van het gasmengsel zorgde, maar tegenwoordig treffen we bijna altijd een startmotor, verlichting en nog enkele andere elektrisch bediende accessoires op de trekker aan.

Om het nodige begrip van de elektrische installatie te verkrijgen is kennis van de grondbeginselen onontbeerlijk.

We kunnen ons de elektrische stroom voorstellen als een voortdurende verplaatsing van kleine deeltjes, de elektronen.

Zoals we water met een pomp in beweging brengen, kunnen we de elek­tronen in beweging brengen door:

1. Scheikundige of chemische werking : een zakbatterij en een accu zijn hiervan voorbeelden;

2. Mechanische of magnetische werking : door middel van een dynamo kan men stroom opwekken;

3. Thermische werking : door verwarming van twee verschillende metalen ontstaat elektrische stroom; dit laatste verschijnsel past men toe bij het meten van oventemperaturen langs elektrische weg.

Wanneer we de elektronen in beweging willen brengen moeten deze zich in stoffen bevinden, waarin ze gemakkelijk te bewegen zijn. Deze stoffen noemt men geleiders; dit zijn b.v. de meeste metalen als zilver, koper, ijzer.

Stoffen waarin de elektronen moeilijk of geheel niet te bewegen zijn heten niet-geleiders of isolatoren; mica, glas, rubber, porselein. Wanneer de elektronenstroom in een geleider zich steeds in dezelfde richting beweegt noemt men dat een gelijkstroom , in tegenstelling tot een steeds heen- en weergaande stroom, welke wisselstroom heeft.

Om een hoeveelheid water in stroming te brengen is een pomp nodig; of er moet een hoogteverschil tussen twee waterhoeveelheden zijn. In fig. 1 bevinden zich twee bakken met water, welke aan de onderzijde verbonden zijn door een leiding waarin een kraan en een schoepenrad zijn opgenomen. In het rechtse vat bevindt zich 100 l water, in het linkse 20 l; een verschil dus van 80 l of 80 kg. Draaien we de kraan open dan zal er een waterstroom gaan van rechts naar links en zal het schoepenrad gaan draaien. De stroming zet zich voort zolang er drukverschil is; dit verschil houdt op wanneer zich in elk vat 60 l water bevindt. Het schoepenrad is in staat om de stroming van het water om te zetten in bruikbare arbeid.

Schakelen we de pomp in de bovenste leiding in dan zal deze water van links naar rechts pompen. Wanneer de pompcapaciteit even groot is als de waterverplaatsing via de onderste leiding dan blijft er steeds een verschil van 80 l water of 80 kg en zal het schoepenrad steeds blijven draaien.

Om de elektronen in een geleider te laten stromen is ook een drukverschil nodig. Dit drukverschil wordt spanning genoemd. De zijde waar de elektronen opgehoopt zijn noemt men de positieve zijde of pool en de andere zijde de negatieve pool. Positief geeft men aan met + en negatief met -.

Hoewel de nieuwe elektronentheorie leert dat de elektronen zich aan de negatieve pool bevinden — dus dat de stroom van min naar plus vloeit — houden wij de nog algemeen geldende spreekwijze aan dat de elektronen zich van plus naar min bewegen.

 

Blad 53 — Zie hierbij Afb. A 26

 

Blad 52           Blad 54

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010