CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK VII — ELEMENTAIRE ELEKTRISCHE BEGRIPPEN

 

Vervangt men de magneet door een weekijzeren staaf (fig. 4) en plaatst men buiten om de eerste spoel een tweede spoel waar doorheen een stroom vloeit (b.v. uit een accu), dan ontstaat rond de buitenste spoel een magnetisch veld. Beweegt men de binnenste spoel heen en weer, dan snijdt deze de krachtlijnen van de buitenste spoel en er ontstaat in de binnenste spoel een inductiestroom.

In fig. 5 zijn beide spoelen naast elkaar aangebracht. De eerste of primaire spoel is verbonden aan de stroombron de accu — en de tweede of secundaire spoel aan een meter.

Tijdens het vloeien van de stroom in de eerste spoel gebeurt er in de tweede niets ; sluit men echter plotseling de stroomtoevoer af, dan zal het wegvallend magnetisch veld van de eerste spoel in de tweede een stroom induceren, welke in een bepaalde richting tegengesteld aan de primaire stroom gaat lopen. Sluit men de stroom weer, dan ontstaat in de secundaire winding opnieuw een inductiestroom in tegengestelde richting aan de eerste.

De grootte van de geïnduceerde stroom is afhankelijk van de tijd waarin het veld van de primaire wikkeling verandert en van de verhouding van het aantal windingen en de dikte van de draad van de primaire en de secundaire spoel .

In fig. 6 is een primaire spoel met weinig windingen en een secundaire spoel met veel windingen afgebeeld. Bij het onderbreken van de stroom in de primaire spoel zal er, doordat de wegvallende krachtlijnen zeer veel windingen passeren, een sterke inductiestroom gaan vloeien in de secundaire winding. Een neonlamp zal aanflitsen en bij een bougie zal een vonk overspringen. Op dit principe berust de werking van de bobine in de ontstekingsinstallatie van de motor. Tijdens het onderbreken van de stroom in de primaire winding ontstaat er, doordat de krachtlijnen ook de windingen hiervan snijden, een inductiestroom, de zogenaamde zelfinductie . Deze zelfinductie, welke een schadelijke werking zou uitoefenen op de onderbrekingspunten , wordt in de ontstekingsinstallatie van een motor in een condensator vastgehouden.

 

 

Vragen § 23, 24, 25, 26 en 27.

1. Wat verstaat men onder een elektrische stroom?

2. Hoe kan een elektrische stroom opgewekt worden?

3. Wat zijn geleiders en wat isolatoren?

4. Welke verschijnselen kunnen stroom veroorzaken?

5. Hoe luidt de wet van Ohm?

6. Wat is de totale weerstand van een weerstand van 8 Ohm, een van 16 Ohm en een van 20 Ohm welke in serie geschakeld zijn?

7. Eveneens bij parallelschakeling.

8. Wat is de stroomsterkte in elke weerstand van vraag 6 bij parallelschakeling?

9. Wat is de totale weerstand in een vieraderige kabel van 1,5 mm2 van 18 m lengte; c = 0,0175?

10. Hoeveel pk is 1 kilowatt?

11. Hoe groot is het rendement van een dynamo?

12. Wat is remanent en wat permanent magnetisme?

13. Hoe bepaalt men de richting van de stroom en van de krachtlijnen bij een elektromagneet?

14. Hoe luidt de rechterhandregel?

15. Wat is inductiestroom en hoe kan deze worden opgewekt?

 

Blad 59 Zie hierbij Afb. A 30

 

Blad 58           Blad 60

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010