CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK I — WIELTREKKERS

 

In fig. 2 is de Allis Chalmers -trekker type CA afgebeeld. De motor heeft vier cilinders met natte voeringen en is als kopklepmotor gebouwd.

Bij het koelsysteem is boven de thermostaat de temperatuurmeter ge­plaatst, die de temperatuur van het uittredende koelwater aangeeft. Vóór de radiator is een jaloezie aangebracht die de bestuurder, afhankelijk van de buitenluchttemperatuur, geopend of gesloten moet houden. De krukas van de motor is driemaal gelagerd; de motor is uitgevoerd met druksmering.

De zuigers zijn voorzien van drie compressieveren en één olieschraapveer. De koppeling is een enkele droge platenkoppeling; deze kan het motorvermogen via een lange tussenas overbrengen op de versnellingsbak. Bij deze trekker zijn vier versnellingen vooruit en één achteruit mogelijk. Het differentieel is direct achter de versnellingsbak geplaatst en op de aan weerszijden uit het differentieelhuis komende assen zijn een remschijf en een klein tandwiel aangebracht.

De remschijven dienen voor het afzonderlijk afremmen van de achterwielen. Het kleine tandwiel is een deel van de afzonderlijke eindaandrijving. Het grijpt in een groot tandwiel, hetwelk rechtstreeks met het achterwiel in verbinding staat.

De aandrijving van aftakas en riemschijf vindt plaats door de bovenste as van de versnellingsbak, waarbij zich achter het differentieel een klauwkoppeling voor in- en uitschakelen bevindt. Een tandwieloverbrenging reduceert het toerental en een stel konische tandwielen verzorgt de riemschijfaandrijving.

De stuurinrichting bestaat uit een worm en wormwiel waarmee via een stangenstelsel de voorwielen bewogen kunnen worden. Deze trekker is speciaal gebouwd als rijgewassentrekker voor het verzorgen van gewassen en kan daartoe uitgerust worden met een hydraulische hefinrichting. Zij kan geleverd worden met één voorwiel, met twee dicht bij elkaar geplaatste wielen of met een brede vooras. In het laatste geval is de overbrenging van de stuurinrichting op beide voorwielen aangesloten door middel van spoorstangen.

De bandenmaat van de achterbanden is 10 — 24", de spoorbreedte is traploos regelbaar van 1,32 tot 2,03 m door verschuiven van de wielschijven langs spiraalvormig in de velg aangebrachte glijbanen.

 

In fig. 3 is de John Deere -trekker model 60 afgebeeld. De motor van deze Amerikaanse petroleumtrekker is een horizontale tweecilinder viertactmotor met kopkleppen. Het koelsysteem van de oude typen was een zuivere thermosifoonkoeling zodat een waterpomp gemist kon worden. Bij dit type 60 is wel een circulatiepomp toegepast.

Doordat de krukas dwars in het frame van de trekker ligt, kan de overbrenging naar de achterwielen geheel uit rechte tandwielen bestaan; de koppeling bevindt zich hierbij in de riemschijf.

De versnellingsbak met zes versnellingen vooruit en één achteruit is evenwijdig aan de krukas, dus ook overdwars, geplaatst; daarachter bevindt zich het differentieel en een eindvertraging op de wielassen.

 

Blad 6 Zie hierbij Afb. A 2


 

Blad 5           Blad 7

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010