CURSUS LANDBOUWTREKKERS
HOOFDSTUK VIII — ELEKTRISCHE ONTSTEKING
De contactpunten worden dus tegen te sterk inbranden beschermd door de condensator; de capaciteit hiervan is van grote invloed op de punten. Is de capaciteit te klein dan zal een gedeelte van het materiaal van het vaste contactpunt wegsmelten en zich op het beweegbare contact afzetten; is de capaciteit te groot dan zal op het vaste punt een verhoging en in het beweegbare punt een putje ontstaan; bij verbinding van de pluspool van de accu aan de massa is dit net andersom. Met een contactpuntenvijltje kan dit euvel, dat vermindering van de vonksterkte veroorzaakt, verholpen worden; vervanging van de condensator is echter nodig (fig. 6).
Paragraaf 33
ONTSTEKINGSVERSTELLING (Afb. A36)
Zoals reeds eerder werd betoogd moet de ontsteking op het juiste tijdstip plaats vinden; de hoogste verbrandingsdruk dient even na het bovenste dode punt bereikt te zijn en omdat er tijd nodig is om de verbranding plaats te doen vinden, moet de vonk vóór het bovenste dode punt (b.d.p.) geproduceerd worden.
De mate van voorontsteking hangt af van het motortoerental en van het type motor; ze varieert van 0—30° voor het bovenste dode punt. Vroeger regelde de bestuurder van de trekker de voor- of na-ontsteking met de hand, maar tegenwoordig vindt dit automatisch plaats door een centrifugaal (gewichten) versteller of door een vacuumversteller of door beide.
In de fig. 1 en 2 is de gewichtenregulateur schematisch voorgesteld. De nokas, welke de punten opent, is niet direct doch via de meenemer met de aandrijfas verbonden, zodat deze ten opzichte hiervan kan verdraaien. Op de aandrijfas is de bevestigingsplaat vastgespied; op de plaat zijn de gewichten om punt A draaibaar gemonteerd. Door middel van veren (fig. 2) worden deze gewichten naar elkaar toe getrokken, maar tijdens het ronddraaien zullen ze, al naar gelang het toerental, naar buiten zwaaien. Gleuf B van het gewicht (fig. 1) grijpt om pen B van de meenemer van de nokas. De gleuven zijn zodanig gevormd dat ze de meenemer verdraaien kunnen. Bij naar buiten vliegen der gewichten wordt de nok iets versneld ten opzichte van de aandrijfas, zodat de contactpunten eerder openen en de bougie vroeger vonkt. Bij samentrekken, dus bij lager toerental, gebeurt het omgekeerde.
Om het terugslaan van een motor te voorkomen moet de ontsteking bij het starten plaats vinden in het bovenste dode punt. Slaat de motor aan, dan moet het ontstekingstijdstip vervroegd worden; hiervoor kan de gewichtenregulateur zorgen. Bij het stationair draaien met bijna gesloten gasklep heeft de motor een slechte cilindervulling. Bij deze slechte cilindervulling heeft de motor een vroegtijdige ontsteking nodig om al de hier en daar zwevende brandstofdeeltjes op tijd te verbranden. Bij plotseling openen van de gasklep valt het vacuüm weg en de cilindervulling wordt beter, dus de verbranding gaat ook sneller omdat de brandstofdeeltjes dichter bij elkaar liggen, met het gevolg dat de ontsteking iets verlaat moet worden.
De gewichtenregulateur reageert alleen op het aantal toeren en dit vermeerdert bij gas geven, waardoor de ontsteking nog vroeger komt te staan hetgeen precies tegengesteld is aan het gestelde doel. . Een oplossing hiervoor is de vacuumregeling gecombineerd met de gewichtenregeling. In afb. A35 fig. 2 ziet men deze combinatie afgebeeld.
Blad 65 — Zie hierbij Afb. A 35 en A 36
|
Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010 |