CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK VIII — ELEKTRISCHE ONTSTEKING

 

De gewichtenregeling geschiedt door verdraaiing van de aandrijfas t.o.v. de verdeleras, zoals boven is omschreven.

De vacuumregeling verdraait de onderbrekerplaat; zie ook afb. A 36 fig. 3a en b, waarbij de onderbrekerpunten t.o.v. de nok verdraaid kunnen worden. De verbinding tussen onderbrekerplaat en membraan wordt gevormd door een regelstang die meestal nastelbaar is. De membraan is opgesloten in een vacuumdoos , waarin aan de ene kant vacuum en aan de andere kant buitenlucht kan toetreden. De vacuumkant is door een leiding verbonden met het inlaatspruitstuk (tussen gasklep en motor). Aan de vacuumkant van de membraan is een veer aangebracht. Wanneer nu de motor stationair draait zal er in de zuigbuis een hoog vacuum heersen welke de membraan (zie afb. 36 fig. 3b) naar rechts trekt, waardoor de onderbrekerplaat tegen de draairichting van de nok in wordt verplaatst en dus het moment van onderbreken vroeger komt. Opent men nu de gasklep dan valt het vacuum een ogenblik weg en de veer drukt de membraan naar de andere kant, waardoor de onderbrekerplaat met de draairichting mee wordt verplaatst, met het gevolg dat de onderbreking later komt. Naarmate de motor meer toeren gaat maken zal het vacuum toenemen en hierdoor de voorontsteking.

 

 

Paragraaf 34

BOUGIES EN KABELS (Afb. A 37)

 

De hoogspanningskabels van de ontsteking bestaan uit een aantal dunne koperdraadjes die door een dikke laag isolerend materiaal zijn omgeven. De bevestiging aan de bobine en verdelerkap vindt meestal plaats door een inwendig kabelschoentje (fig. 1). Van een kabel wordt een stukje van de isolatie verwijderd; het kabelschoentje wordt over de draad geschoven waarna de uitstekende draadjes omgevouwen worden en met een druppel tin worden vastgesoldeerd . Nu kan het in de daarvoor bestemde gaten in de verdelerkap gedrukt worden; de bolle rand van het kabelschoentje valt dan in een uitsparing in het gat van de verdelerkap, waardoor de draad niet uit zich zelf kan los schieten.

Een andere oplossing is in fig. 2 aangegeven. Een schroefdop wordt om de kabel geschoven, waarvan weer een paar mm draad is bloot gemaakt; om deze draad wordt een ring geschoven, waarna de draadjes weer worden omgevouwen. Door het inschroeven van de schroefdop in verdelerkap of bobine komen de draadjes klem te zitten, waardoor de kabel is bevestigd. Een veel voorkomend euvel is dat men bij het losmaken de kabel er uit gaat trekken. In het algemeen moet men er voor zorgen, dat de kabels goed contact maken in de verdelerkap. Een losse verbinding gaat een vonkbrug vormen, welke de oorzaak kan zijn dat de kap gaat scheuren. Een goede maar nogal dure bevestiging van bougiekabel aan bougie is die afgebeeld in fig. 3. De bakelieten kap gaat het kortsluiten door vuil of water tegen. Men ziet deze toegepast bij stationaire motoren, daar hier de bougies meer aan vervuiling zijn blootgesteld dan bij een trekker, waar de bougies min of meer onder de motorkap schuil gaan.

De kabel in fig. 3 wordt vastgehouden door de bevestigingsschroef waarvan de punt de verbinding met de draad tot stand brengt. Een springveertje zorgt er voor dat de kap niet van de bougie af trilt.

Een veel voorkomende bevestiging is in fig. 4, 5 en 6 afgebeeld. In de eerste twee figuren wordt het kabelschoentje over de aansluitmoer geschoven en in de laatste figuur er onder vast geklemd. Fig. 7 geeft de doorsnede van een bougie weer.

 

Blad 66 — Zie hierbij Afb. A 35, A 36 en A 37

 

Blad 65           Blad 67

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010