CURSUS LANDBOUWTREKKERS
HOOFDSTUK VIII — ELEKTRISCHE ONTSTEKING
Paragraaf 35
MAGNEETONTSTEKING (Afb. A 38, A 39 en A 40)
Het doel van de magneetontsteking is evenals dat van de accu-ontsteking om op het juiste tijdstip de verbranding in de cilinder van de motor in te leiden.
Reeds bij de eerste landbouwtrekkers werd de magneet, zoals dit ontstekingsapparaat wordt genoemd, toegepast.
Hoewel de magneet op de moderne landbouwtrekker steeds meer verdrongen wordt door de accu-ontsteking, zal deze voorlopig toch nog veel op trekkers en vooral op de grotere stationaire motoren toepassing blijven vinden. De magneet bestond vroeger uit een hoefmagneet of in sommige gevallen uit een dubbele hoefmagneet; tussen de polen van de magneet draaide een draadanker.
De nieuwere magneetontstekingen worden echter niet meer met stilstaande magneten en draaiende spoelen uitgevoerd, maar juist andersom met stilstaande spoelen en draaiende magneten .
De magneet wordt meestal door een extra distributietandwiel aangedreven, welk tandwiel dan vaak meteen de regulateur van de gasklep aandrijft. Een algemeen voorkomende plaats waar de magneet wordt aangebracht is in fig. 1 te zien. Tussen de distributiekast en de magneet bevindt zich een tussenstuk waarop de olievuldop is aangebracht; de olie loopt dan via de distributiekast in het carter. De magneet is door middel van een paar bouten tegen het tussenstuk bevestigd. De aandrijving vindt plaats door middel van een afslagkoppeling, waarover later meer. Van de magneet af lopen de bougiekabels naar de bougies. In de meeste gevallen loopt er nog een kortsluitdraad naar het bedieningsbord om de magneet uit te kunnen schakelen en daarmede de motor tot stilstand te brengen.
In fig. 2 ziet men een magneetontsteking met draaiende magneet schematisch aangegeven. Een magneet draait tussen twee poolschoenen , welke aan de bovenkant verbonden zijn door een weekijzeren kern waar omheen twee spoelen zijn gewonden; de primaire en secundaire spoel. Op het eind van de magneetas zit een nok, waarop een onderbrekerhamertje loopt. Parallel met de onderbreker is een condensator geschakeld. Op de magneetas zit verder nog een tandwieltje dat in een ander tandwieltje grijpt hetwelk weer op de rotoras is bevestigd. Hierdoor ontstaat een vertraging van 2:1.
Het is nll. zo dat als de krukas 1 omw. maakt de nokkenas een ½ omw. en de magneetas weer 1 omw. maakt.
Bij 1 omw. van de magneetas, ontstaan 2 onderbrekingen, dus 2 vonken. Bij 1 omw. van de krukas van een viercilindermotor vinden maar 2 arbeidsslagen plaats, waardoor dus tweemaal een vonk wordt getrokken. Het aantal omw. van de krukas van een viercilindermotor is dus gelijk aan dat van de magneetas. De rotoras moet in 1 omw. 4 vonken overgebracht hebben en moet daarom t.o.v. de magneetas de helft vertraagd worden. Bij een zescilinder moet een vertraging worden toegepast van 3:1. Vanaf de verdelerkap met de sleep of randcontacten lopen de draden naar de bougies. Deze draden brengen de in de magneet geïnduceerde hoogspanning in een bepaalde volgorde over naar de bougies; de ontstekingsvolgorde kan evenals bij de accu-ontsteking zijn 1-3-4-2 of 1-2-4-3. Uit paragraaf 15 weet men dat wanneer een geleider door een krachtlijnenveld van een magneet wordt bewogen in deze geleider een spanning wordt geïnduceerd.
Blad 69 — Zie hierbij Afb. A 38
|
Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010 |