CURSUS LANDBOUWTREKKERS
HOOFDSTUK XIV DRAGEND GEDEELTE EN RACHTOVERBRENGINGSORGANEN
Paragraaf 59
INLEIDING
De motor waarin de in de brandstof opgehoopte energie omgezet wordt in nuttig aan te wenden arbeid, moet deze arbeid uiteindelijk overdragen aan de voortbewegingsorganen, de wielen of rupsen, en tevens aan de hulporganen zoals de riempoelie, de aftakas en de hydraulische hefinstallatie. Deze overdracht vindt plaats door een stel overbrengingsorganen welke in het algemeen bestaan uit een met de hand of voet bediende koppeling, die meestal in het vliegwiel, maar soms ook in de riemschijf is ondergebracht. Meestal is het een enkelwerkende koppeling waarmee de verbinding tussen de motor en de krachtafnemers verbroken wordt, maar bij moderne trekkers komen ook dubbelwerkende koppelingen voor waarvan de ene helft de motor met de wielen en de andere helft de motor met de aftakas verbindt; dit ter verkrijging van een onafhankelijke of doordraaiende aftakas. Voorts treft men algemeen een versnellingsbak (juister vertragingsbak), gangwissel of wisselbak aan waarmee de trekkracht of de rijsnelheid aangepast kan worden aan het motorvermogen.
Tenslotte dient het differentieel ervoor om de trekkerwielen met verschillende snelheden te kunnen aandrijven (bochten maken); veel trekkers bezitten nog een eindvertraging of eindaandrijving waarmee de beweging van het differentieel op de achterwielen wordt overgebracht. Ook een differentieelslot behoort tot de uitrusting van veel trekkers. Alle organen welke de uitwendige verbinding vormen tussen motor, koppeling, versnellingsbak en achterbrug van de trekker noemt men tezamen het dragend gedeelte.
Bij de meeste trekkers is dit dragend gedeelte, ook wel chassis of frame genoemd, samengesteld uit de uitwendige gegoten omkastingen van motor (motorblok), vliegwiel of koppeling, versnellingsbak en achterwielaandrijving, ook wel achterbrug genaamd.
Soms zijn de omkastingen van plaatstaal vervaardigd of er is een stel stalen balken van de motor af tot de achteras gelegd; in enkele gevallen reiken deze meest [-vormige balken niet verder dan de motor. Bij verschillende trekkers is het dragend gedeelte voorzien van bevesti-gingsmogelijkheden voor aanbouwwerktuigen; meestal zijn een groot aantal gaten of draadgaten aangebracht, zodat b.v. een maaibalk, een schoffelbalk e.d. gemakkelijk onder de trekker aangebracht kunnen worden. Om de onderdelen van een trekker, die ook in par. 2 reeds genoemd zijn, nog eens samen te vatten treffen we dus aan:
a. de motor of krachtbron;
b. de krachtoverbrengingsorganen: koppeling, versnellingsbak, differentieel, eindaandrijving en aandrijvingen van aftakas, riempoelie en hydraulische hefinrichting;
c. de krachtafnemers: de wielen (dit zijn eigenlijk de voortbewegingsorganen), de aftakas, de riempoelie, de hefinrichting en de trekhaken;
d. de dragende delen: meestal een samengesteld chassis;
e. de bedieningsorganen: stuurinrichting, bediening van remmen, koppeling, hefinrichting, riempoelie, aftakas, differentieelslot, voorwielaandrijving, motortoerental (gashandel), enz.
Alvorens over te gaan tot de behandeling van de krachtoverbrengingsorganen kan het nuttig zijn de elementaire begrippen van kracht, arbeid en vermogen in het algemeen en bij de motor in het bijzonder aan een korte beschouwing te onderwerpen.
Blad 143
|
Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010 |