CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK XV — KOPPELINGEN

 

Paragraaf 62

INLEIDING

 

Daar de koppeling het vermogen van de motor over moet brengen op de overbrengingsorganen, zal het duidelijk zijn dat de constructie sterk afhankelijk is van de prestaties der toegepaste verbrandingsmotor. Gezien de verscheidenheid in uitvoering bij koppelingen is het niet mogelijk alle typen te bespreken.

Men doet er daarom goed aan, om bij een bepaald merk en type, waaraan men iets moet bijstellen of vernieuwen, het betreffende instructieboekje nauwkeurig te raadplegen.

Het doel van de koppeling is in de eerste plaats de motor onbelast te kunnen starten.

De aard en werkwijze van de verbrandingsmotor maken het nodig dat deze onbelast gestart moet worden.

Immers, in de prestatiekrommen is te zien dat de motor bij een laag toerental maar een klein vermogen kan ontwikkelen.

Dit kleine vermogen wordt volledig gebruikt om de stilstaande motordelen in beweging te brengen, de arbeid nodig voor de compressie te leveren en de wrijving te overwinnen.

In de tweede plaats dient de koppeling om de motor op soepele wijze via versnellingsbak en achterwielaandrijving met de achterwielen of andere punten te verbinden.

Met het stijgen van het toerental neemt het vermogen toe; deze eigenschap van een verbrandingsmotor is in de vorige paragraaf reeds genoemd. Is het vermogen hoog genoeg om de overbrengingsorganen in beweging te brengen dan moet men de motor hiermede kunnen verbinden. Ook moet tijdens het schakelen in een hogere of lagere versnelling de koppeling gebruikt worden.

Tenslotte moeten bij het stoppen en sterk afremmen de motor en de achterwielen ontkoppeld worden.

 

 

 

 

 

 

Blad 148

 

Blad 147           Blad 149

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010