CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK XV — KOPPELINGEN

 

Paragraaf 64

SOORTEN KOPPELINGEN (Afb. A 75)

 

a) Enkelvoudige droge platenkoppelingen

De enkelvoudige droge platenkoppeling is de meest toegepaste wrijvingskoppeling bij landbouwtrekkers.

Zoals in de inleiding reeds naar voren gekomen is, hangt de uitvoering af van de grootte van het vermogen en het motortype.

In fig. 1 van afb. A 75 is schematisch een enkelvoudige platenkoppeling getekend.

Het vliegwiel dat op het einde van de krukas is bevestigd maakt deel uit van de koppeling. Het is aan de binnenzijde vlak gedraaid en hiertegen rust de koppelingsplaat , die bekleed is met wrijvings - of frictie materiaal. Tegen de andere zijde van de koppelingsplaat is de drukring aangebracht. Het geheel wordt afgesloten door een dekselplaat die tegen het vliegwiel is vastgeschroefd. Door een aantal drukveren , waarvan er op de tekening één is te zien, wordt de drukring in de richting van het vliegwiel gedrukt, waardoor de koppelingsplaat tussen vliegwiel en drukring wordt vastgeklemd.

De koppelingsplaat is door middel van spiebanen losvast op de as naar de versnellingsbak aangebracht. Aan de voorzijde is de as in het vliegwiel gelagerd. Ter hoogte van de dekselplaat is een schuifbus om deze as aangebracht. Op elk einde van de schuifbus is een groef gedraaid, waarin aan de linkerkant een drietal (op de tekening één getekend) drukvingers rusten. In het midden zijn de drukvingers ondersteund aan de dekselplaat, terwijl het andere eind in een uitsparing van de drukring rust. In de rechtse groef van de schuifbus is een vork aangebracht die door een stang in verbinding staat met het koppelingspedaal .

Als het koppelingspedaal in de richting van de pijl wordt ingedrukt dan zal de schuifbus ook in die richting worden verplaatst; hierdoor scharnieren de drukvingers om hun steunpunten, zodat de drukring tegen de druk van de veren in van het vliegwiel af bewogen wordt. De koppelingsplaat komt nu vrij te liggen van het vliegwiel en drukring, zodat ze niet meer door het vliegwiel wordt meegenomen. Het aankoppelen geschiedt door het koppelingspedaal los te laten, waardoor de drukveren zich ontspannen en de koppelingsplaat weer vastklemmen tussen vliegwiel en drukring.

In fig. 2 is een enkelvoudige droge plaatkoppeling getekend welke toegepast wordt bij trekkers van middelmatig tot groot vermogen. Het principe van deze koppeling is gelijk aan dat van fig. 1, alleen is de constructie zwaarder en op enkele punten ook anders.

Het vliegwiel I is door middel van bouten aan de krukas verbonden; op de tekening is de borging van de moer te zien.

Ter verkrijging van een zuivere centrering van het vliegwiel ten opzichte van de krukas past de flens van de krukas in een uitgedraaide kamer van het vliegwiel; om de bouten te ontlasten wordt een aantal paspennen gebruikt.

Op de buitenzijde van het vliegwiel is een starterkrans gekrompen welke soms nog geborgd wordt door bouten.

De as naar de wisselbak is in het vliegwiel ondersteund door een bronzen busje 2; op het gegroefde gedeelte van deze as is de koppelingsplaat 3 aangebracht.

 

 

Blad 150 — Zie hierbij Afb. A 75

 

Blad 149           Blad 151

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010