CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK XV — KOPPELINGEN

 

Door drukveren 4 welke tussen de dekselplaat 5 en de drukring 6 zijn aangebracht wordt de koppelingsplaat tussen vliegwiel en drukring geklemd.

In dat geval zal de kracht van de motor via vliegwiel en koppelingsplaat op de as naar de wisselbak worden overgebracht.

Voor het ontkoppelen wordt het koppelingspedaal ingetrapt, waarbij de grafietring 7 door de vork 8 naar het vliegwiel toe gedrukt wordt. Via de ontkoppelingsplaat 9 worden dan de drukvingers 10 naar binnen gedrukt waarbij de drukring van het vliegwiel af bewogen en de koppeling verbroken wordt.

Deze koppeling is van het fabrikaat Borg en Beek en valt o.a. op door de typische drukvingerconstructie.

De werking van deze drukvingers is in fig. 3 afzonderlijk weergegeven; de figuur geeft de stand aan in gekoppelde en in ontkoppelde toestand. In de drukring A is een oogbout B geschoven welke voorzien is van een stelmoer C die in de dekselplaat D rust.

In de oogbout bevindt zich een zwevende pen E waar omheen de drukvinger F draaibaar is.

Door de veer G wordt de drukvinger op zijn plaats gehouden. De ontkoppelingsplaat H is met een veertje J aan de lange hefboomarm van de drukvinger verbonden, zodat de drukvinger en ontkoppelingsplaat steeds met elkaar in contact zijn.

De speling S wordt dan ook gemeten tussen ontkoppelingsplaat en ontkoppelingsring K.

Bij een nieuwe koppeling worden de drukvingers met behulp van de stelmoeren juist afgesteld waarna deze moeren geborgd worden. Nastelling van de koppeling vindt plaats in het stangenmechanisme tussen pedaal en ontkoppelingsvork.

Bij het ontkoppelen wordt de lange hefboomarm van de drukvinger naar links gedrukt waarbij de zwevende pen E als draaipunt fungeert. Door de korte hefboomarm zal dan via steunpunt L de drukring naar rechts gedrukt worden zodat de gedreven plaat vrij komt.

 

De koppeling van fig. 2 is uitgevoerd met een ontkoppelingsring van grafiet. Deze constructie is goedkoop en eenvoudig, bovendien is hierbij smering overbodig daar het grafiet zelfsmerend is.

In fig. 1 van afb. A 76 is het ontkoppelingsstuk met grafietring getekend. De grafietring A is in een passend montuur B bevestigd; dit montuur is met twee klemveren C aan de ontkoppelingsvork D gemonteerd. In ontkoppelde stand glijdt de grafietring langs de ontkoppelingsplaat E welke, zoals reeds eerder opgemerkt is, met veertjes F aan de drukvingers G verbonden is.

In fig. 2 is een afbeelding van een ontkoppelingsplaat weergegeven. De plaat is aan weerszijden bekleed met opgeklonken wrijvingsmateriaal. De naaf welke over de gegroefde as van de versnellingsbak past is door middel van een achttal drukveren aan de eigenlijke plaat bevestigd. Hierdoor wordt een schokdempende werking in de koppeling verkregen, zodat de altijd enigszins schoksgewijze aandrijving door de motor (verbrandingsstoten) soepel op het drijfwerk overgebracht worden. Fig. 3 geeft een gedeeltelijke doorsnede van de servokoppeling van een Ford Major-trekker. Deze koppeling heeft als bijzonderheid dat naarmate de koppeling (dus de motor) meer toeren maakt de koppelingsplaat vaster tussen drukring en vliegwiel geklemd wordt. De drukvingers zijn hierbij aan het uiteinde verzwaard, zodat ze door de middelpuntvliedende kracht bij toenemend toerental steeds vaster tegen de drukring komen te liggen en de koppelingsplaat extra vastknijpen tussen vliegwiel en drukring .

 

Blad 151 — Zie hierbij Afb. A 75 - A 76

 

Blad 150           Blad 152

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010