CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK XVI — VERSNELLINGSBAKKEN

 

Paragraaf 66

UITVOERINGEN VAN VERSNELLINGSBAKKEN (Afb. A 80, A 81, A 82 en A 83)

 

Daar er bij verschillende typen tractoren een grote verscheidenheid van versnellingsbakken bestaat, zullen we hiervan de meest voorkomende systemen behandelen zonder daarbij volledig te kunnen zijn. In fig. 1 van afb. A 80 is de werking van een eenvoudige versnellingsbak aangegeven, welke drie versnellingen vooruit en één achteruit kan geven. In fig. 1 is de ruststand getekend.

De bovenste as, welke door de gedreven schijf van de koppeling wordt aangedreven, noemt men ook wel de primaire as en deze maakt bij dit type 1400 omw./ min. bij vol toerental van de motor.

Doordat de tandwielen van deze as in de ruststand vrij van de tandwielen op de daar onder liggende secundaire as kunnen draaien, zal de trekker niet in beweging gebracht worden.

Een klein konisch tandwiel of pignon, dat aan de secundaire as is verbonden, grijpt in een groot konisch tandwiel van de verdere overbrenging naar de achterwielen.

Om de eerste versnelling (fig. 2) in te kunnen schakelen moet men eerst de koppeling uitschakelen door intrappen van het koppelingspedaal. Hierdoor is de overbrenging van de motor naar de primaire as verbroken. Beweegt men nu de versnellingshefboom eerst iets naar rechts en dan naar voren, dan schuift men een groot tandwiel op de onderste as in een klein tandwiel op de bovenste as.

Laat men de koppeling soepel omhoog komen dan zal de kracht van de motor via de koppeling en de tandwielen op de achterwielen worden over­gebracht.

Doordat een klein tandwiel op de aandrijvende as in een groot op de gedreven as grijpt zal hierdoor een vertraging ontstaan, waardoor de trekker langzaam vooruit rijdt en daarbij veel kracht kan ontwikkelen. De secundaire as maakt nu ± 600 omw./min. Deze versnelling wordt dan ook gebruikt voor zwaar ploegwerk. De tweede versnelling (fig. 3) wordt ingeschakeld, als men na het intrappen van de koppelingspedaal het versnellingshandel eerst naar links en dan naar voren beweegt.

Het middelste tandwiel op de secundaire as wordt hierdoor in het middelste tandwiel op de primaire as geschoven.

Na het inschakelen van de koppeling zal de trekker een middelmatige snelheid en trekkracht kunnen ontwikkelen daar de secundaire as hoogstens 900 omw./min. kan maken.

Deze versnelling is o.a. geschikt voor het maaien met de tractor. Bij het inschakelen van de derde versnelling (fig. 4) wordt het versnellingshandel uit de neutrale stand eerst naar links en daarna naar achteren getrokken. Het middelste tandwiel op de onderste as wordt nu met een inwendige vertanding om de uitstekende tanden van het kleine tandwiel op de secundaire as geschoven. Dit laatste tandwiel grijpt steeds in het grootste tandwiel op de primaire as, maar draait in de andere standen vrij om de secundaire as.

In de getekende stand wordt de secundaire as met een versnelling aangedreven en kan ± 1650 omw./min. maken. Op deze versnelling kan transportwerk worden verricht.

 

 

 

Blad 159 — Zie hierbij Afb. A 80

 

Blad 158           Blad 160

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010